De Griekse vakanties

“Καλό Πάσχα” werd er achter ons geroepen.

“Kalo Paska”,

Vrolijk Pasen, dat moest wel lukken in de goddelijke omgeving waar we zaten. Het zal eind jaren ’70 zijn geweest dat we voor de derde keer naar Kreta gingen. 

Op vakantie naar Griekenland was in die tijd niet een bepaald een voor de hand liggende keus. Nee, dan Spanje, aan de Costa liggen bakken tussen de prullenbakken die gevuld zijn met papiertjes waarop staat “echte Dobben kroket”.  De Nederlandse broodjeswinkels als paddenstoelen uit de grond schoten en de hele cultuur die werd afgestemd op de Nederlandse, Engelse en Duitse leefgewoontes, waarbij alle authenticiteit verloren dreigde te gaan. Goed, dat was dus niet aan ons besteed.  Onze voorkeur lag duidelijk bij de Grieken.

Kreta, Bali in het voorjaar

Op Kreta logeerden we meestal in een klein vissersdorpje dat naar de naam BALI luisterde. Hier waren zeggen en schrijven, twee hotels. Het een was wat luxer en benaderde zowaar de vier sterren, Griekse sterren wel te verstaan.

Het andere hotel lag in het kleine baaitje dat ligplaatsen bood aan de lokale vissers en waar een klein stukje strand werd benut door de plaatselijke jongelui.

Het kleine vissersdorpje BALI op Kreta

De vissersbootjes lagen deels afgemeerd aan een redelijk nieuw uitziende pier. Een betonnen pier die de baai moest beschermen tegen te hoge golven. Een pier ook die tevens dienstdeed als openbare vismarkt, herstelplaats van netten en ander visgerei, maar ook de plek waar men de dorpsnieuwtjes uitwisselde. Hetgeen absoluut geen roddelen werd genoemd in die tijd.  Grieken staan erom bekend dat ze een brede interesse hebben in hun mede mens. Vaak wordt dit, volstrekt ten onrechte uitgelegd als nieuwsgierig, terwijl het gewoon uiterst empathisch is gemeend!

Een ander deel van de bootjes lag verankerd aan een boei in de baai. Links van de Baai ging een pad omhoog, vanuit het centrum van het dorp, naar de hoger gelegen woonwijk. Het pad liep tussen de tafels en stoelen door van de verschillende  restaurantjes die zich tegen de berg wand hadden genesteld en die hoofdzakelijk door de plaatselijke bevolking werden bezocht.

We volgden het pad naar boven toe. Nadat we eenmaal het terassenpad hadden verlaten, namen woonhuizen de plaats in van de vele kleine tavernes en werd de steile afgrond aan de zee kant dieper en dieper. De, bij de huizen behorende, veestapel liep hier vrijelijk rond. Ze waren het zo gewoon dat geen van de kippen, poezen of honden ook maar aanstalten maakte om aan de kant te gaan als je er aan kwam. Het was hun pad en jij was de gast waarvan enige aanpassing mocht worden verwacht. De laatste huizen gepasseerd sloeg het pad af naar links, het werd nog steiler en was ongeplaveid. Door de zware regenval waren er diepe groeven ontstaan die de weg naar boven toe alleen maar bemoeilijkte.

Flink klimmen

Het was een hele klim. Zeker voor die Hollanders waarbij hun normale leven het hoogst bereikbare punt een etagewoning op de derde verdieping van hun huis was. De gasten beklaagden zich vaak bij de eigenaar van het complex dat het pad zo slecht begaanbaar was en dat er eigenlijk iets aan gedaan moest worden. Het vaste antwoord was dan altijd ‘Avrio’ hetgeen zoveel betekende als morgen. 

Dat ‘Avrio’ werd altijd met een brede grijns uitgesproken. Op een ochtend ging ik naar beneden voor mijn dagelijkse kop koffie en zag, tot mijn verbazing, dat alle gaten vrijwel waren gedicht. Ik begreep niet helemaal hoe dit kon. Het was nog zo vroeg dat ik me niet kon voorstellen dat ze dit vannacht nog hadden gedaan. Weer boven gekomen sprak ik de eigenaar erop aan. Hij vertelde dat er die nacht een waar noodweer had gewoed. We hebben geslapen als een blok en hadden er niets van mee gekregen. Toen ik hem wat verbaasd stond aan te kijken kwam daar weer die brede grijns te voorschijn. Door de hevige regenval waren de gaten als het ware dicht gespoeld en had het pad weer een begaanbaar karakter gekregen. De regen had zijn werk dus gedaan. Hij wees me er nog maar eens fijntjes op dat hij het gister nog beloofd had. “Avrio” zei hij “Avrio (morgen) is het probleem opgelost” en zie hier, hij was een trotse Griek en een man van zijn woord, het probleem was opgelost.

Voor zoveel logica kon ik alleen maar een diepe buiging maken.

Eenmaal boven gekomen, hebben we hijgend staan te genieten van het fenomenale uitzicht over de Middellandse zee, de baai in de diepte en het pad dat we zojuist hadden beklommen.

Slechts een kleine vijftig meter scheiden ons nog van het doel waar naar we op weg waren.

Het Appartementencomplexje droeg de logische naam “Dimitri’s” net als zijn eigenaar.

Dimitri en Helena

Dimitri en Helena runde samen het appartementencomplex en de bar met het kleine restaurantje. Het gehele complex was eigendom van twee families en bestond uit zo’n tiental appartementjes en/of studio’s.

Dimitri had ook nog een appartement in Heraklion waar de Oma en de kinderen gedurende de schooltijden verbleven gescheiden van de ouders. In de winter maanden woonden de hele familie in deze levendige stad!

Vaak reden ze overdag even naar de hoofdstad om toch het normale contact te onderhouden met Kaya en Dimi de dochter (zijn oogappel en zijn zoontje) in de weekenden waren ze meestal in de buurt van het complex.

Dimitri had tot zijn 52ste een leidinggevende functie bekleed bij de Griekse Post. De Grieken hadden het goed geregeld (dachten ze toen tenminste) met je 52ste ging je met pensioen. Een spaarzaam leven had hem in staat gesteld om te investeren in dat complexje als een appeltje voor de dorst. Zijn paradijsje op aarde dat hij graag deelde met de gasten die het allemaal erg waardeerden.

Zijn trots Helena, de moeder van zijn kinderen, bemoederde hem met strakke hand. Als hij weer eens te lang en te veel zat te kletsen kwam ze resoluut aanlopen en gaf hem in niet mis te verstaan Grieks te kennen dat er van hem ook een bijdrage werd verwacht. Zodra Helena uitzicht was vertelde hij steevast dat hij vreselijk veel van die vrouw hield.

Tijdens een van die loftuitingen op zijn vrouw tegenover ons, kwam net de werkster voorbij. Een bonkige Griekse ouder vrouw, met een snor die menige bouwvakker niet zou misstaan. Zodra Dimitri haar in de gaten kreeg hield hij zijn mond en bleef haar volgen met zijn ogen. Het was of de vrouw het merkte, ze stopte en maakte met haar hoofd een beweging die neer kwam op: “Wat moet je van me?”

Een allerliefste glimlach viel haar ten deel en was kennelijk genoeg om haar weg weer te vervolgen.

Ze was de hoek nog niet om of hij keek mij schuins aan en zei:

“Roberto, woman with a big moustage……good seks”

Waarop hij in een bulderlach uit barste die zo aanstekelijk was dat je meeging daarin of je het nou wilde of niet!

Het bovenste appartement had de beschikking over een dakterras dat qua vloeroppervlak even groot was als het appartement. Een prima plek om ’s morgens te ontbijten en ’s avonds van de ondergaande zon te genieten. Ook hier weer een schitterend uitzicht over zee en op het eiland Kreta.

Beneden in het complex was een soort van receptieruimte ingericht, welke tevens dienstdeed als bar. Een van de eigenaren, Dimitri dus, woonde gedurende de zomermaanden ook in het complex, samen met zijn vrouw.

Nou ja, woonden??

Ze hadden een soort veredelde bezemkast met een bedstee tot hun beschikking die tevens dienstdeed als voorraadkast. Die plek bevond zich op de eerste verdieping aan de zeekant van het appartementencomplex. Via een balkon bereikbaar. Op dat balkon was een stenen bank gemetseld vanwaar je een fenomenaal uitzicht had over de Middellandse zee. Vooral ’s avonds laat was dit een plekje waar je als pasgetrouwd (en nog hevig verliefd) stel uren aaneen kon doorbrengen.

Tijdens ons eerste verblijf in het complex waren we door Dimitri uitgenodigd om een kopje Griekse koffie (Let op niet te verwarren met Turkse koffie, he!) te komen drinken op zijn “terras” zoals hij het liefde vol noemde. Het was ’s avonds om een uur of half negen, een heldere sterrennacht kondigde zich aan. 

In geen tijd was het aardedonker en werd de omgeving alleen nog verlicht door miljoenen sterren aan een inktzwarte hemel. De maan scheen prominent neer op de golven van de Middellandse  Zee.  Elke Maanstraal speelde zijn eigen spel in de golven die, op hun beurt weer, het licht absorbeerden en richting kust brachten waar de spatten honderden lichtjes vormden. Hoe meer de duisternis hoe intensiever het spel tussen zee en maanlicht leek te worden.               

Geen geluid, alleen het ritmisch ruizen van de zee. Dit alles bij een zacht briesje en een temperatuur die als een warme deken om je heen viel.

“Kala?” dat was de plaatselijke uitdrukking waarmee aan de ander werd gevraagd of alles goed was en of je het wel naar je zin had. “Kala?“ vroeg Dimitri nogmaals aan ons.

Verder dan wat knikken en het stamelen van “Né, né“   kwamen we toen nog niet. Waarbij niet de vergissing moet worden gemaakt door te denken dat we NEE, tegen hem zeiden, nee ‘Né’ betekent ‘ja’ in het Grieks. Een van de klassieke instinkers waar elke toerist tegen aanloopt. Dimitri gebaarde dat we moesten blijven zitten waar we zaten en dat we ons niet mochten bewegen.

Hij verdween in zijn veredelde bedstee en kwam, na een hoop gerommel, weer tevoorschijn met twee kopjes ‘Griekse Mokka’ en een oude gitaar. De kopjes werden tussen ons ingezet en hij posteerde zich op de balustrade van het balkon en begon, heel zacht, op zijn oude instrument te spelen. Na het intro werd daar nog aan toegevoegd de tekst van een romantisch Grieks liefdeslied. Zijn gitaarspel, zijn stem die zo melodisch over de liefde verhaalde, de plek waar we zaten, het lichtspel van maan en zee, dit alles kwam tezamen in een gevoel dat bijna niet te beschrijven is.

Een gevoel dat je opgetild bent en zweeft boven de plek waar je zelf zit, waarbij je naast deelnemer ook toeschouwer bent geworden van het geheel.

Het werd daardoor een avond om nooit te vergeten.!

 

Toerisme

Het toerisme in Bali (of “Balion” zoals de lokalen het noemden) stond duidelijk nog in de kinderschoenen. Her en der werd gebouwd aan nieuwe appartementencomplexen en chique hotels. Heel voorzichtig nog, niet de massaliteit waarmee het ruim veertig kilometer naar het oosten gelegen Heraklion was overspoeld. Maar toch, ook hier waren de eerste tekenen van aantrekkend toerisme duidelijk waarneembaar. De wegen werden verhard en begaanbaar gemaakt wat in ieder geval een hele verbetering was ten opzichte van de eerste keer dat we hier arriveerden.

“Heraklion airport” stond nog in haar kinderschoenen en had de uitstraling van een legerbasis. Niet zo gek natuurlijk want de burgerluchtvaart begon zich net te ontwikkelen en het meeste ‘bedrijf’ werd geleverd door het militaire vliegverkeer. De eerste keer dat we aankwamen was midden in de nacht, rond een uur of half 1.

Vermoeid kwamen we uit het vliegtuig en de passagiers werden her en der verwezen naar het oude verkeersgebouw. Daar stonden lange tafels van de douane welke mede werden bemand door de Griekse militaire politie. Ook die kennismaking was op zijn Grieks. Tijd speelt geen rol en je kon beter over van alles en nog wat keuvelen als dat men echt aandacht had voor wat je allemaal meesleepte.

Een maal buiten stond de juffrouw van de reisorganisatie te zwaaien met een stokje ten teken dat we die bus moesten hebben. De bus reed langs verschillende accommodaties om de vakantiegangers af te leveren. Wij waren, samen met nog twee koppels als laatste aan de beurt om te worden afgezet.

Zoals ik al vertelde lag het complex ver boven het echte dorp op de top van een berg die hoog boven de haven uit stak. De ‘weg’ er heen was pas twee dagen opengesteld en de buschauffeur was nog nooit naar boven geweest met zijn touringcar. In totaal had de weg ruim 7 scherpe bochten om naar boven te komen met een personenauto of maximaal een klein personenbusje. Dat wisten we toen nog niet!

Optimistisch stuurde de chauffeur de grote touringcar de weg op naar boven en gaf de 6 over gebleven mensen het advies om zich maar goed vast te houden. Bij het vorderen van de tocht werden de bochten scherper zodat ze niet meer in een keer genomen konden worde. In elke bocht moest een keer of drie gestoken worden voordat het volgende stuk afgelegd kon worden. Ook bij elke bocht werd de stemverheffing van de chauffeur heviger en vloekte hij er een eind op los. Bij de vierde bocht vond hij het welletjes. Hij richtte zich tot de passagiers en gaf aan dat hij het niet langer voor zijn verantwoording kon nemen om nog verder te rijden.

Hij had de eigenaar inmiddels geïnformeerd en die was met een ouwe pick-up onderweg om de koffers op te halen. De dames konden ook mee en de drie mannen werden geacht naar boven te lopen. Boven aangekomen werden we ontvangen met drank en eten en duizenden excuses dat het zo gelopen was maar de weg moest nog verder afgemaakt worden! Wanneer??? Pas halverwege dat seizoen was de weg gereed om een bus naar boven te laten rijden. Bij het ochtendgloren zagen we voor het eerst de gehele weg leggen vanaf ons balkon en was het ons een raadsel dat die chauffeur het nog geflikt had om te door te rijden tot aan de vierde bocht! Bij de zonsopkomst werd pas echt duidelijk wat voor een toeren de man had moeten uit halen. Als je zo keek, van boven af, dan stond je gewoon met knikkende knieën te kijken. Maar ….we waren er!

 

Toerisme doet zijn entree

 

Beneden in het Dorp had zich inmiddels een autoverhuur gevestigd. De vorige keren dat we hier geweest waren moest je naar het dichtstbijzijnde stadje om een wagen te huren. De luxe van een eigen autoverhuurbedrijf werd dan ook breed uitgemeten in de nieuwe brochures van het dorp.

Via Dimitri hadden we een auto gehuurd bij deze plaatselijke verhuurder.

Het was een soort kruising tussen een jeep model en een open buggy. Het was een ‘mini moke’ een autootje dat in die tijd erg populair was in de verhuur voor toeristen.

Het was een laag bij de grond, open autootje met een linnen dak dat eigenlijk nooit werd gebruikt.

De deuren waren zo laag dat openen meer werk opleverde dan er gewoon over heen te stappen. Met het autootje begaven we ons door de omgeving van Balion. Het had het voordeel dat je op de meest onbegaanbare weggetjes toch nog behoorlijk uit de voeten kon en dat was werkelijk een must in die tijd op Kreta.  Zo ook op deze eerste Paasdag. We waren bijtijds wakker geworden en de zon stond al te branden als een gek. Ontbijt op ons dakterras onder de houten veranda, genietend van altijd aanwezige zeewindje. Na het ontbijt de spulletjes bij elkaar gepakt in een grote tas en klaar voor vertrek.

 

Op verkenning.

Beneden gekomen de tas met de bad spullen en liters olie om maar niet te verbranden met een grote zwier achterin het autootje, naast de twee luchtbedden die we altijd bij ons hadden. We sprongen vol goede moed in het mobiel, ons verheugend op wat de dag ons zou gaan brengen.

Op dat moment ontsteeg, ergens aan de voorkant, een vreemd soort gesis van onder de auto. We keken elkaar vragend aan. Ik stapte uit en zag tot mijn stomme verbazing dat mijn linker voorband veel platter was dan mijn rechter. Dit kon alleen maar betekenen dat hij lek was. Goed, het was mooi weer we hadden de hele dag nog voor ons dus dat kwartiertje dat nodig was om die band te verwisselen mocht de pret niet drukken.

Ik begon meteen de reserve band te zoeken. Het bleek dat die, in een soort kooi constructie onder de auto hing. Dimitri kwam ook eens even kijken wat die gekke ‘Ollanders’ nu weer aan het doen waren.

Toen hij zag wat er loos was schoot hij in de lach en zij dat hij zich wel over mijn vrouw zou ontfermen terwijl ik de boel weer startklaar maakte. Goed na veel gevloek en getier is het me dan gelukt om de goeie band er onder te krijgen en de lekke weer op te hangen in de kooiconstructie onder de wagen. Natuurlijk een paar zwarte handen en de nodige vegen in gezicht en op het T-shirt. Dus even snel omkleden en opfrissen leek de beste remedie. 

Het was zover.

We waren er klaar voor. Vertrekken op verkenningstocht over het eiland. Wel hadden we besloten om niet zo heel ver van de bewoonde wereld weg te gaan. Zonder een reserve band moest je de goden ook niet gaan verzoeken. Zeker hier op Kreta niet. In het verleden hebben er hier nogal wat goden onderdak gevonden en dat is niet iedereen echt goed bekomen, als je de oude verhalen mag geloven.

Uitgezwaaid door Dimitri vertrokken we via de zeer steile en bochtige weg naar beneden toe. Dit stuk hield Els altijd haar ogen stijf dicht. De weg bestond uit niet meer dan een veredeld geitenpaadje dat zich via een groot aantal onoverzichtelijke bochten een weg naar beneden baande.

Aan de ene kant de steile wand van de berg en aan de andere kant de diepte van de afgrond. Het was redelijk te doen. Tenminste, met een voet op de rem, de versnelling in zijn twee en meer gebruiken om af te remmen dan om gas te geven. Zo sukkelden we naar beneden, richting dorpsplein waar het pad uitmondde naast een van de restaurantjes en overging in, wat voor

Griekse begrippen, een redelijk verharde weg was. We zouden echter nooit beneden aankomen. Nadat we door de derde bocht heen gingen en Els naast me eens heel voorzichtig met haar ogen had geknipperd, stonden we plotseling oog in oog met een gigantische kudde geiten die de weg hadden geblokkeerd en vooralsnog geen aanstalten maakte om te vertrekken.

Na een poosje stil te hebben gestaan, maar eens een tik op de claxon gegeven. Dat deed de geiten even op kijken, maar in beweging komen was er niet bij. Links, ergens in de diepte naast de weg, hoorde ik een stem de geiten aansporen om verder te gaan.

De stem werd luider en luider en bracht de geiten in beweging. Ze sprongen tegen de wand aan de rechterkant van de auto omhoog. Er was daar kennelijk een pad dat alleen te herkennen was door een geoefend oog. Ik had het dus nooit gevonden.

Langzaam, als uit het niets kwam een man, gehuld  in traditionele kledij, boven de rand van de weg uit. Het haar gewikkeld in een soort zwart vissersnetje, een baard van vier dagen op een gezicht dat was getekend door het leven en het klimaat waarin dit leven zich afspeelde. Een kop zoals je die ziet op al die wervende brochures, welke Griekenland door de jaren heen hebben aan geprijsd als het vakantieland bij uitstek. In zijn ene hand een zware stok van olijfbomenhout, welke hij hanteerde als was het een staf en waar hij met zijn tanige lichaam zwaar op leunde. Om zijn schouder hing een soort knapzak die blijkbaar rijkelijk gevuld was. Er stak een stuk brood uit en de bovenkant van een fles met een kurk. Ik vroeg me af wat er in die fles zou zitten? Was het gewoon water? Of zou het toch ‘Raki’ zijn. Raki was het lokale drankje dat meestal illegaal door de Kretenzers zelf werd gestookt en het meest te vergelijken was met een hele scherpe jonge borrel.

Hij maakte met zijn mond een klakkend geluid dat de geiten aanspoorde om de weg vrij te maken. De meeste schapen luisterden uitstekend en waren keurig tegen de schuine wand gesprongen en weer verdwenen uit het zicht veld. De herder bleef midden op het pad staan totdat hij er zeker van was dat er geen achterblijvers meer waren en dat allen het pad gekruist hadden. Ook de herder maakte nu aanstalten om zich tegen de rots wand omhoog te begeven,  zijn kudde achterna. Hij was halverwege toen er plotseling, als uit het niets, een grote herdershond aan kwam rennen.

iet verwacht. Maar dat is weer een verhaal op zich, dus daarover maar een andere keer!

De Herdershond

Deze herdershond boezemde dermate veel ontzag in dat ik de auto, zo snel als maar enigszins mogelijk was, in zijn achteruit zette en probeerde weg te rijden. De hond ging te keer en joeg ons werkelijk schrik aan. Hij rende recht op de wagen af, lippen hoog opgetrokken en met ontbloot gebit, klaar om toe te bijten.

Terwijl hij dit deed klonk, tussen het blaffen door, een diep gegrom uit het diepste van zijn lijf. Eerst stortte hij zich met veel overgave op de gesloten deuren. Eerst aan mijn kant, deze was dicht vergrendeld en hij maakte niet de indruk het type te zijn dat snel zou opgeven. Vervolgens liep hij om de wagen heen en begon zijn geluk  te beproeven aan de kant waar mijn vrouw zat. De schaapsherder was inmiddels in geen velden of wegen meer te bekennen. Na driftig heen en weer gerend te hebben leek de Duitse Herder de moed op te geven. Nog eenmaal deed hij een uitval naar de wagen. Dit maal moest de linker voorkant eraan geloven. Ook deze pogingen leken te mislukken en met twee grote sprongen ging hij er vandoor. Mijn vrouw en ik keken elkaar opgelucht aan. Wij en de wagen waren er zonder kleerscheuren van af gekomen. Op het moment dat ik de wagen weer in beweging wilde zetten en we eindelijk ons uitstapje wilde gaan vervolgen, door kliefde een luid gesis de stilte die was ontstaan nadat de Duitse Herder was verdwenen.

Het gesis kwam me bekend voor en leek verdomd veel op het geluid waarmee we zo’n drie kwartier geleden geconfronteerd waren. Het had iets heel onheilspellend. Het gesis bezorgde ons de rillingen en een vervelend voorgevoel. Ik voelde de auto links voor wegzakken. Toen ik uitstapte zag ik dat we aan de linker voorkant een lekke band hadden. Bij nadere inspectie van de band waren duidelijk de bijt sporen te zien die de hond had achter gelaten. We konden dus geen kant meer op. Draaien was nagenoeg onmogelijk op het smalle paadje, dus daar begon ik zo wie zo niet aan met een lekke voorband. Binnen een uur twee lekke banden, je gelooft het niet!

Geen reserveband meer onder de auto.

Geen garage in de buurt en al zou die er zijn, klop daar maar eens aan zo op de eerste Paasdag.

 

Els is uitgestapt en is heel voorzichtig naar beneden gelopen om het verkeer tegen te houden dat naar boven wilde. Ik ben gaan zitten, heb de motor gestart en met mijn  voet op de rem, de motor in z´n twee, langzaam heel langzaam naar beneden gesukkeld. Doodsangsten stond ik uit op dat stukje weg. Eenmaal beneden gekomen werd het een vierbaans geiten pad en een stukje verder was een plek waar in hem neer kon zetten zonder dat dat gevaar zou opleveren. Nou weet ik wel dat we toch al niet van plan waren om erg ver weg te gaan die dag, maar dat ons uitstapje niet verder zou gaan dan onderaan de berg waar ons appartementje stond, hadden we alle twee niet gedacht. We haalden onze belangrijkste spullen uit de auto en sloten de auto af. Wat op zich volkomen zinloos leek, want je kon er zo instappen. Vervolgens liepen we dezelfde weg weer omhoog terug naar het appartement.

Dat ging dus een stuk minder snel dan de heenweg. We kwamen de bocht om bij de plek des onheils. Midden op de weg stond de schaapsherder met aan zijn voeten de grote Duitse herder. 

Die aanblik deed onze pas vertragen. Wat te doen? Terug gaan was geen optie. Blijven staan schoot ook niet op. De schaapsherder keek ons heel vriendelijk aan en de Duitse herder maakte ook een heel andere indruk. Schoorvoetend vervolgden we de weg en ik besloot de man aan te spreken op het feit dat zijn hond mijn band stuk gebeten had. We waren hem nu genaderd tot op twee passen. De hond lag nog steeds rustig aan zijn voeten en met de meest innemende lach riep hij ons toe “Καλό Πάσχα”  (Kalo Paska, Vrolijk Pasen)

Ik trachtte hem uit te leggen dat zijn hond dat “vrolijke Pasen” voor ons een beetje verpest had. Wat er alleen maar toe leidde  dat de man nog vaker en nog vriendelijker het vrolijk Pasen liet klinken. Toen ik hem nog een keer aansprak zette hij prompt zijn tas neer grauwde iets “Grieks” tegen zijn hond en maakte aanstalten om iets uit zijn knapzak te halen. De woeste aanblik van de man maakte dat ik een paar passen achterwaarts zette en me zorgen begon te maken wat eruit die tas tevoorschijn ging komen.

Met een snelle beweging ging de tas open en ………….. hij pakte de fles en het brood, brak het brood en gaf ons elk een stuk. Ook zijn hond kreeg een stuk brood toegeworpen. Hij pakte de fles en dronk daar eerst zelf uit en stak vervolgens een stuk brood in zijn mond. Hij gaf de fles aan Els en gebaarde dat ze een slok moest nemen en dan het brood in de mond moest steken.

Nadat Els genipt had aan de fles, het brood in haar mond had gestopt en in een geproest was uitgebroken, was het mijn beurt. Ik wilde me niet laten kennen en nam een flinke slok en slikte die meteen door. Vrijwel onmiddellijk stond mijn mond en keel in vuur en vlam. Snel het brood er achteraan om de ergste brand weer te blussen. Ook ik barste in hoesten en proesten uit, hetgeen bij de schaapherder een nog grotere glimlach op het gezicht toverde.

Weer trachtte ik de stuk gebeten band ter sprake te brengen en weer mislukte alle pogingen. We hadden inmiddels plaats genomen midden op het geiten pad, de Duitse herder (dus niet de schaapherder) nestelde zich helemaal op zijn gemak, als een soort schoothondje, tegen mijn vrouw aan. Die andere herder liet het brood en de fles nog eens rondgaan onder het steeds onverstaanbaarder klinkende

“Καλό Πάσχα”  (Kalo Paska, Vrolijk Pasen !!!)

Ach wie wil er dan nog over een stuk gebeten band praten??

Toen we eenmaal zaten werden we snel omring door een aantal dorpsgenoten. De een had tomaten de ander komkommers en een derde bracht een bak zatziki en brood mee. Voor we het goed en wel door hadden zaten we midden tussen de lokalen het paasfeest te vieren.

Pasen bij Dimitri’s en familie

Na ruim te hebben genoten van de Griekse gastvrijheid hebben we het hele verhaal van die band maar vergeten. Eenmaal terug bij het appartement liepen we Dimitri tegen het lijf. Het bleek dat het verhaal van de lekke band hem al bereikt had en hij maakte duidelijk dat hij het de maandag wel zou regelen met het verhuurbedrijf.

We werden uitgenodigd om het paasfeest met de familie mee te vieren en naast het complex was een paasvuur aangericht met een spit daarboven. Daar werd een jong geitje geroosterd wat de feestdis zou op sieren.

We waren de enige niet Grieken in een gezelschap van pakweg een man of 30. De meeste spraken redelijk Duits en Engels, vooral de jongelui en die traden dan ook graag op als tolk bij de gesprekken met de oudere. Grotendeels bestond het gezelschap uit familie die van overal van het eiland hier heen gekomen waren om gezamenlijk het paasfeest te vieren. Dat vieren bestond uit eten, drinken muziek maken en dansen. Mijn tafel genootbleek de vader van Dimitri te zijn. Hij woonde en leefde halverwege de berg Idi en kwam nog maar sporadisch naar beneden toe. Hij wilde zijn geiten niet alleen laten voor langere tijd. Hij was ook de leverancier van het jonge geitje dat inmiddels aan het spit ronddraaide en een geur verspreiden die je deed watertanden. Niet alleen dat geitje was zijn bijdrage. Hij had ook nog een redelijk houten vaatje bij zich. Daarin het meest bekende drankje op Kreta, jawel eigen gestookte ‘Rachi’ (raki) ik kwam er niet meer onderuit ik moest en ik zou proeven van dat brouwsel. Eenieder die wel eens een druppel van dat spul heeft geprobeerd weet dat de eerste 5 glaasjes een brandend gevoel geven in slokdarm en maag. Dat verdwijnt naar mate de hoeveelheid toeneemt en ja hoor ook ik kreeg de smaak te pakken. De drank van de herder vormde een goede bodem voor dit spulletje! Ik begon het lekker te vinden. Els zag dat haar scherp en begon meteen tegen maatregelen te nemen. “He, grote we houden het wel beheersbaar vandaag he!”

Overmoedig geworden liet ik me het ene na het andere glas serveren en zat mee te zuipen in hetzelfde tempo als die klanten. Er was slechts een verschil, die gasten waren getraind in het zuipen van dat bocht en ik niet.

Naar mate het alcoholpercentage in de mens steeg werd er ook steeds meer traditioneel voedsel op de dis geplaatst en uiteindelijk was het geitje zover dat het geflambeerd werd aan het spit met Ouzo en daarna in handzame porties ook op tafel werd geplaatst. Het eten bracht weer een beetje evenwicht in het lijf en ik voelde me gaandeweg opknappen.

De vader van Dimitri week geen meter van mijn zijde en schoof steeds vaker wat te drinken in mijn richting. Telkens met een smile die je deed huiveren. De man leefde al meer dan tien jaar op de berg en was daar volkomen gelukkig. Dat dat eenzame leven van invloed was geweest op zijn gedrag mag duidelijk zijn. Compleet ongeremd, een oud kloffie aan met hier en daar speren van een partizanen outfit, een hoedje dat het karakteristieke haar netje verdoezelde en een glimlach waarvan je de zenuwen kreeg. Werkelijk een en al ontbrekende delen van zijn gebit en een kleur die meer deed denken aan mandarijnen als aan hagelwitte tanden. Toch had hij mijn hart gestolen (en niet alleen vanwege de drank)

Na het eten troonde hij me mee naar de bar in de receptie, waar onmiddellijk weer de kleine glazen werden gevuld en we de draad weer oppikte.

Hij werd steeds amicaler, sloeg geregeld een arm om mijn schouders) ik heb nooit begrepen of het uit genegenheid was of omdat hij gewoon te lam was van het zuipen.) Els had besloten dat het drankgelach genoeg geduurd had en vertelde me dat we naar boven gingen. We namen afscheid van de familie en de vader stond te waggelen op zijn benen en, zoals je het alleen bij een Griek ziet, de tranen stroomden over zijn wangen. Hij stond iets te mompelen en begreep werkelijk niet wat er loos was. Hij viel me om mijn nek en begon me te zoenen op beide wangen terwijl hij maar bleef mompelen.

Zijn oudste zoon kwam er nu ook bij en er ontstond een soort van gesprek tussen hem en zijn vader. Het enigste wat ik kon verstaan was het woord: ‘γιος’

Fonetisch klinkt het als ‘Sjos’ en betekend ‘mijn zoon’.

“Mijn vader wil graag dat jullie hier blijven, je bent zijn zoon van nu af aan en deelt mee in de opbrengst van de kudde als hij er niet meer is” Ik schoot in de lach. Van Hollandse kaaskop naar Griekse geitenboer. Hoe snel kan het gaan.

De oude man viel me weer om mijn nek en stamelde weer ‘γιος’.

Hoogste tijd om afscheid te nemen. Eenmaal boven was het Els die aangaf dat het de volgende dag wel niets zou worden gelet op het alcoholpercentage dat ik die dag had bereikt. De volgende morgen was ik 0m een uur of zes alweer bij de levende. Monter ben ik naar beneden gelopen naar het bakkertje voor verse broodjes en weer terug naar boven. Tegen achten was Els ook weer bij de levende. We hebben heerlijk zitten ontbijten en zitten praten over de belevenissen van de dag daarvoor.

 

Kreta, zit diep in mijn hart!

Degene die Kreta en de Grieken kent weet wat ik bedoel. Eenmaal daar geweest word je aangestoken door dat aparte gevoel vanbinnen. Mensen die leven zo dicht bij zichzelf.

Jammer is het dan ook dat er, helaas van dat Kreta zo weinig is over gebleven. Toen het echte massa toerisme zijn intreden deed verloor voor mij Kreta zijn echte charme.

 

We hebben er echte vrienden aan over gehouden. Dimitri, Helena en de kinderen zitten diep in ons hart. “Ευχαριστώ” (Efcharisto = dank je wel) voor die mooie vriendschap!

 

Dat die vriendschap zou leiden tot een autorit waar je je hart bij vasthield hadden we n