Opgeroepen

Opgeroepen

 

Ik was 15 jaar en 8 maanden toen ik  aankwam met de trein op station “ Hollandse Rading”  Ik kwam uit de trein en keek over het station op zoek naar een bekend gezicht. Er stond een marine man in een donker uniform en een witte helm op. Op deze witte helm was met grote rode letters te lezen MP. Ik stapte op hem af en stond een beetje beduusd te stamelen.

Met mijn oproepkaart in de hand wilde ik vragen waar ik naar toe moest om voor de keuring. Nog voor ik een woord kon uitbrengen stak hij dreigend zijn hand uit en griste de oproep kaart uit mijn handen. Ik was te overdonderd om er bezwaar tegen te maken.

Hij wierp een blik op de kaart en keek me onderzoekend aan. Daar moet je heen en hij wees vaag naar de uitgang van het station, duwde me de kaart weer in mijn handen en draaide zijn hoofd om hier gaf hij mee aan dat het gesprek beëindigd was.

 

Nog een beetje onder de indruk liep ik in de richting van de uitgang van het station. Ik zag dat er nog een aantal jongens en mannen met net zo een kaart in de hand ook naar de uitgang liepen.

Ik melde me bij de wachtende DAF-truck van de marine. We werden gesommeerd om in te stappen en de oproepkaarten af te geven aan de militair die ons maande om snel in te stappen in de truck. Via de laadklep werd je aan boord gehesen door de mannen die reeds in de truck hadden plaats genomen. Ik zocht een plekje achter in de truck tegen de bestuurderscabine. Van hier uit kon ik de truck goed overzien. Aan beide zijde waren houten banken geplaatst. Hierop zaten de jonge jongens en mannen stil voor zich uitkijkend te wachten op wat komen ging. Samen met een groot aantal nieuwkomers.

Deze nieuwkomers werden “liefdevol” aangeduid door de marinemensen als  “Baroe’s”. Dit was de Malaise benaming voor zuigeling of nieuweling. Pas veel later bleek het hele marine jargon doorspekt te zijn van dit soort uitdrukkingen.

We werden gebracht naar de  poorten van het Marine Opleidingskamp in Hilversum.

Bij onze aankomst maakte vooral de toegangspoort veel indruk op mij. Via een grote monumentale poort met een rood/witte slagboom kwam je uit op dit Marinecomplex. Hier was het een bedrijvigheid van je welste. Overal liepen marine mensen in allerlei soorten uniformen.

Grote groepen met geweren op hun schouder werden op een groot plein van hort naar her gestuurd door een mannetje met een rood aangelopen gezicht die blijkbaar hun baas was. 

Een andere grote groep kwam in de looppas aanlopen in allemaal de zelfde sportkleding en liepen zo snel als ze konden de poort uit en het bos in.

Eenmaal binnen stopte de truck vrij abrupt. Hierdoor kwam de hele inhoud van de truck als het ware op mijn schoot te recht en werd ik bijna fijn gedrukt tegen de bestuurderscabine. Dit bleek bij het vaste ritueel te behoren waarmee de mensen voor de keuring werden afgeleverd.

 

Na te zijn uitgestapt werden onze tassen op een hoop gegooid en moest een ieder zijn tas er weer tussen uit vissen op het moment dat je naam werd geroepen. Als je je tas had gevonden moest je op een ander plek gaan staan. Naast elkaar en drie rijen dik zo werden we opgesteld.

Al die tijd liep er een norse man voor de groep heen en weer. Toen iedereen een plekje had gevonden in de groep ging hij er midden voor staan en riep :

“Ik ben de sergeant-majoor, der mariniers, Tok. Als jullie mij aanspreken dan is dat met MAJOOR.”

Niemand in de groep dorst iets te zeggen, er werd een beetje geschuifeld en ieder wachtte met spanning op wat komen ging. De majoor keek iedereen een voor een aan en met stemverheffing vroeg hij nogmaals of het iedereen duidelijk was. Er klonk een vaag instemmend gemompel uit de groep.

De majoor keek weer rond en zei :

“Als ik vraag of het duidelijk is, dan verwacht ik dat de groep hierop antwoord met JA MAJOOR”. Dus “is dit duidelijk ??”  Hij boog lichtjes naar voren als of hij het antwoord dan beter kon verstaan, uit alle monden klonk het “Ja Majoor” De Majoor keek tevreden en draaide zich om, om weer wat meer afstand te creëren tussen hem en de groep. Op het moment dat hij met zijn rug naar de groep stond  klonk, luid en over duidelijk, het gekraai van een haan uit de groep. Als door een horzel gestoken draaide de majoor zich weer om naar de groep en vloog op de eerste de beste die hij in het zicht kreeg af en schreeuwde: “Was jij dat ?” “Was jij die achterlijke gek die de spot met mijn naam wil drijven ??” “Ben jij die flinke jongen die me achter mijn rug probeert belachelijk te maken.”?? Het vuur spoot uit zijn ogen en het vocht uit zijn mond, hij stond te trillen van ingehouden woede. Tussen de neuzen van de majoor en de ongelukkige jongen paste geen gulden meer, ook niet op z’n kant, zo dicht stond de majoor voor hem. De jongen kon alleen maar zachtjes uitbrengen dat hij het niet was geweest. De majoor zocht zijn positie voor de groep weer op. Hij keek een ieder nogmaals aan en zei:

“Degene die zo flink was mag zich nu melden” Niemand reageerde, het bleef muisstil.

“Ik ga nu koffie drinken, als ik terug kom wil ik weten wie het was. Als niemand zich meld zitten jullie binnen een half uur weer allemaal in de truck richting station, begrepen”

Als uit een mond klonk het “jawel majoor”

 

Er ontstond een discussie waarbij de jongen die gekraaid had het zwaar te voor duren kreeg, met name het dreigement dat we allemaal weer naar huis konden boezemde ons angst in. De druk op de jongen werd opgevoerd om er maar vooruit te komen dat hij het was geweest.

De jongen liep naar het gebouwtje naast de poort, waar de majoor ook naar binnen was gegaan, en melde zich bij de militair die daar stond. Hij werd naar binnen gestuurd.

Even later kwam de majoor weer naar buiten en liep recht op ons af. Hij ging weer voor ons staan en zei dat de jongen na een kort gesprek met hem had besloten om maar niet verder te gaan met de sollicitatie en de keuring en dat hij nu met de truck weer naar het station werd gebracht.

Er was nog plaats aan boord van de truck, dus als er nog meer waren die graag afhaakte dan was dit een uitstekende gelegenheid. Niemand zei iets. De majoor keek de groep rond en zei : “zo dat was nummer 1, het zal mij wat benieuwen wie volgt, ach voor de avond weten we dat vast wel.

Pas later bleek dat er nog vele zouden volgen.