De eerste voorbereidingen

De eerste voorbereidingen.

 

 

 

 

Waren de gesprekken in eerste instantie vrijblijvend en meer algemeen hoe verder de tijd verstreek hoe vaster omlijnd de meningen, over hetgeen zich in Amsterdam afspeelde, vorm begonnen te krijgen. Een ding was voor ons duidelijk, de ‘sterke arm’ in het Amsterdamse liet het geheel afweten. Dat kon niet, volgens ons. Tijdens een van de lessen werd door een van de mariniers aan de aanwezige officier gevraagd of er geen rol voor ons was weggelegd bij het handhaven van de openbare orde in Amsterdam. Immers de amfibische gevechtsgroep kon toch worden ingezet bij dit soort voorvallen.

Die vraag werd uitvoerig behandeld en besproken. Daaruit volgde op een gegeven moment een soort van tactische bespreking hoe je, hypothetisch gezien, het beste de Dam schoon kon vegen. Onmiddellijk werd erop gewezen, dat het de primaire taak was van de lokale overheid om de rechtsorde te handhaven en niet van het Korps.

De kans dat we opdracht zouden krijgen en zouden worden ingezet bij het handhaven van de openbare orde werd op nul ingeschat en als onwenselijk afgedaan door de overige aanwezige officieren en onderofficieren.

Daarmee was feitelijk de kous af. Het was een leuk onderwerp voor een tactische, hypothetische, bespreking maar niet meer dan dat. Als wij zouden worden ingezet, dan moest dat in ieder geval gebeuren in overleg met de plaatselijke politie en de politiek diende hiervoor de opdracht te verstrekken. Inzet moest dan zodanig zijn, dat de verschillende rechtshandhavers elkaar niet voor de voeten konden lopen.

Ook was duidelijk, dat het Korps de regie zou moeten voeren, wij waren daar immers het meest voor geschikt. Een hoge dunk van ons eigen kunnen viel ons niet te ontzeggen. Ook moest worden voorkomen, dat de omwonenden te veel overlast zouden ondervinden van het hele gebeuren en tot slot, het moest alle Jezus snel gaan.

Maar, nogmaals, dat waren allemaal alleen maar fictieve gedachten, het zou zeker nooit zover komen.

Op vrijdagmiddag 21 augustus 1970, stond de gehele bemanning van de van Braam Houckgeest Kazerne, baksgewijs aangetreden op het exercitieveld voor de kantine. Het was tijd voor de inspectie van de verlofgangers die met weekend gingen.

Tijdens de inspectie kwam de commandant van de Vbhkaz. naar voren, hij nam het woord en sprak de verzamelde manschappen toe.

Hij vertelde, dat hem ter ore was gekomen, dat er door mariniers vragen waren gesteld. Deze vragen hadden betrekking op een mogelijke inzet van het korps mariniers bij de ongeregeldheden op de Dam in Amsterdam.

Weliswaar waren deze vragen gesteld binnen het kader van een reguliere les, maar hij wilde toch van de gelegenheid gebruik maken om nog even een paar dingen onder onze aandacht te brengen.

Wij werden er door hem uitgebreid op gewezen, dat een marinier onder de krijgstucht viel en dat elke vorm van zelfstandig optreden ten strengste bestraft zou worden.

Verder wees hij erop, dat de Dam en de directe omgeving vermeden diende te worden door actief dienende mariniers. Hiermee kon worden voorkomen, dat ze onbedoeld betrokken zouden raken bij de ongeregeldheden. Ook moest worden voorkomen, dat mariniers in een situatie verzeilden, dat ze op grond van de verplichting die bij elke militair rust, gevraagd of ongevraagd, assistentie behoren te verlenen aan plaatselijke politiefunctionarissen. Politiefunctionarissen die, misschien, in nood zouden kunnen verkeren tijdens het handhaven van de openbare orde hadden recht op deze assistentie.

Veel later is door een van de advocaten dit argument ook nog naar voren gebracht ter zitting van de Krijgsraad.

Op dat moment is eigenlijk helemaal niet tot me doorgedrongen wat er werd gezegd en ik denk dat dat ook het geval was bij de meeste van mijn maatjes.

Wij waren op dat moment veel meer bezig met het op handen zijnde weekend en hadden maar een belang en dat was zo snel mogelijk de poort uit en met verlof naar huis.

Voor mij begon het weekend een stuk later dan voor de meeste van mijn collega’s. Ik werd die dag maar liefst 3 keer teruggestuurd. Eerst omdat mijn veters niet model waren geknoopt. De tweede keer omdat mijn pet niet vlekkeloos wit was en de laatste keer omdat er zo wie zo wel iets niet zou kloppen en ik ze later maar moest komen vertellen wat dat wel niet geweest was.

Dus rond 20.00 uur zat ik eindelijk in de trein naar Amsterdam, naar huis om een weekendje te stappen en lol te maken. Het zou allemaal net iets anders lopen.