Nog een dag te gaan
Nog 1 dag te gaan
Op 24 augustus 1970 om 07.00 uur ‘overal’.
Zoals gebruikelijk werd de nieuwe dag met een hoop kabaal aangekondigd. Iedereen kwam tot leven. In een barak met zo’n 80 man, ging dat meestal gepaard met een hele hoop ‘luchtverplaatsing’. Na het gebruikelijke “goedemorgen” was zo’n beetje de eerste vraag die gesteld werd: “Hoe is het in Amsterdam?”.
Het eerste wat die ochtend werd gedaan, was het aanzetten van de radio. Via de journaals en de actualiteitenrubrieken werd uitgebreid verslag gedaan van de veldslag, welke had gewoed in Amsterdam op de zondagavond.
De opmerkingen waren niet van de lucht, een hoop kretologie en opruiende opmerkingen zoals dat nou eenmaal gaat als je een groep jongelui bij elkaar zet. Of ze nu een uniform aanhebben of niet, het blijven jonge jongens. De oudste van onze barak was een marinier eerste klas, hij had de respectabele leeftijd van 20 jaar en diende al 3 ½ jaar.
Pas nu, jaren later, realiseer je je, dat we gewoon een stel opgeschoten jongelui waren. Die beoordeling heb ik toen nooit gemaakt, we waren toen bloedserieus. Nu, achteraf, kun je enige afstand nemen en er met andere ogen naar kijken.
Ook werd er een inventarisatie gemaakt hoe het met de vaders van 3 van onze collega’s was. Drie vaders werkten actief bij de Amsterdamse politie en waren, uit hoofde van hun functie, direct betrokken bij de ontruiming van de Dam.
De vader van een van hen was zwaargewond geraakt en zijn toestand was nog steeds zorgelijk. De andere vaders waren, na behandeling, weer huiswaarts gekeerd. Een van beiden kon de volgende dag zijn werk hervatten.
Er stond voor ons die maandagmorgen een veldloop op het programma, rond 11 uur waren we terug op de kazerne. Tijd om te douchen en aansluitend gereedmaken voor de ‘warme hap’.
Zoals het hoort, ongeacht of het nou volop zomer was of hartje winter, op maandag werd er gewoon ‘snert’ geserveerd.
In de rij voor het eten, aan tafel en onder het eten ging het gesprek weer over de inzet van politie of liever gezegd het falen van de inzet van politie. Beelden van de avond ervoor op de tv werden besproken. Beelden waarop duidelijk te zien was, dat de wijze waarop de gemeente Amsterdam zijn politiemensen inzette niet echt effectief was. Steeds vaker en steeds meer stemmen gingen op om ‘iets’ te organiseren.
Duidelijk was, dat we geen beroep konden doen op de onderofficieren en de officieren of de staf van de van Braam Houckgeest-Kazerne.
Duidelijk was ook, dat er geen politiek draagvlak zou zijn voor een ‘spontane actie’.
Nog duidelijker en luider was de roep uit de maatschappij om eindelijk eens adequaat op te treden. Hieruit kon worden opgemaakt, dat als er een publieke discussie zou ontstaan deze ten gunste zou zijn van hen, die het initiatief namen tot daadwerkelijk optreden.
Al deze aspecten kwamen aan de orde tijdens het eten. Ook werd het enthousiasme waarmee het gesprek werd gevoerd steeds groter. De persoonlijke betrokkenheid van enkelen maakte, dat we het gevoel kregen dat we zelf medeverantwoordelijk waren. Immers, als je vader of de vader van een vriend gewond raakt bij het uitoefenen van zijn werk en de verantwoordelijken lijken hiermee weg te kunnen komen. Als je ziet, dat hardwerkende middenstanders gedupeerd worden en op kosten gejaagd worden door falend beleid. Dan raak je wel betrokken.
Kortom, we waren er inmiddels van overtuigd, dat een initiatief vanuit de werkvloer dus gerechtvaardigd was.
Hoe langer hoe meer verschoof vrijwel onopgemerkt, de inhoud van het gesprek zich naar het ‘hoe en wanneer’ in plaats van het ‘of en waarom’. Ook merkte je aan tafel, dat de oorspronkelijke groep van een redelijk klein aantal mariniers zich steeds meer uitbreidde naar de andere tafels en de groep steeds groter werd. Wat van oorsprong een redelijke kleine groep uit onze barak was, werd plotseling een groep van zo’n 40 à 50 man. Het verspreide geluid, dat er iets op handen zou zijn, had zich razendsnel verspreid over de andere barakken.
Je merkte aan de houding van de korporaal, die toezag op het rustig verloop van de lunch, dat er iets te gebeuren stond. Hij sommeerde ons de gesprekken elders voort te zetten, buiten het gezichtsveld van de onderofficieren en officieren. Het signaal was duidelijk.
Ter plekke werd besloten, dat een kleine groep de mogelijke inzet ging voorbereiden en later de anderen op de hoogte zou brengen.
Vanuit het cafetaria, ook wel liefkozend de ‘vreetschuur’ genoemd, moest er verkast worden naar de kantine. Daar werd nog even kort gesproken met een aantal ‘smaakmakers’.
In zo’n situatie zie je altijd, dat een aantal mensen het initiatief naar zich toe trekt en dat de anderen daar dan in mee gaan.
Zonder dat het duidelijk werd uitgesproken, gingen twee mariniers (beiden met een vader bij de politie in Amsterdam) verkennen wat er de komende 48 uur te verwachten was in Amsterdam. Ook zouden zij zich nader informeren over de te verwachten inzet van de politie. Belangrijk om te weten dat, hoe dan ook, voorkomen moest worden dat op hetzelfde moment de politie en wij in actie zouden komen.
1 Marinier zou gaan bekijken aan welke kapstok een mogelijke actie zou kunnen worden opgehangen en wat de mogelijke strafrechtelijke gevolgen zouden kunnen zijn als we over zouden gaan tot actie. Verder zou hij in beeld brengen wat de consequenties zouden kunnen zijn voor de individuele mariniers.
1 marinier zou zich gaan bezighouden met het ‘tactisch concept’ en een aantal voorstellen uitwerken voor de inzet.
Als snel was duidelijk dat, welke actie er ook werd ondernomen, het een actie moest zijn die vanuit verschillende kazernes ondernomen moest worden. Ik was dus de aangewezen man om steun te vergaren bij de instellingen in Den Helder en dan met name het personeel van de ‘Amsterdam’ waar ik net vandaan was overgeplaatst.
We zouden na het avondeten weer bij elkaar komen en koppen gaan tellen om te kijken wie er op vrijwillige basis zouden deelnemen.
’s Middags stond er voor de ene groep sport op de atletiekbaan en voor de andere groep was het zelfverdediging en boksen wat er op het programma stond. De afwezigheid van de vijf werd met allerlei excuses omgeven. De een moest naar de tandarts, de ander moest naar de ziekenboeg, de volgende moest naar personeelszaken. Ach, er waren genoeg legitieme redenen te bedenken waarom we afwezig waren. Het kantoor van de verbindingsdienst werd een soort commandopost, hier kwamen de 5 bij elkaar en werden de plannen verder uitgewerkt.
De vraag wanneer was het eerst aan de orde. Als snel was het duidelijk, dat het tijdstip gelijk moest zijn, of iets voor het begin van de dagelijkse charges die elke avond rond 20.00uur werden uitgevoerd. Punctualiteit kon men de Amsterdamse politie niet ontzeggen, je kon er je horloge op gelijk zetten. Vanavond was dus niet meer haalbaar. Later dan morgen (dus de 25ste) was niet wenselijk, daar dan het risico te groot was dat iemand van het kader erachter zou komen en het hele verhaal afgeblazen zou worden. De enigste mogelijkheid was dus de avond van de 25ste augustus 1970.
Vervolgens werd bekeken wat nodig was om een geslaagde actie uit te voeren met het minste risico dat er gewonden zouden vallen.
Besloten werd om in uniform te gaan. Een gedeelte stelde voor om in burger te gaan, daar hebben we uiteindelijk van af gezien. Een groot deel van het personeel kwam uit verschillende inrichtingen, het was noodzakelijk voor de herkenbaarheid onderling. Er werd verder besloten, dat er geen wapens meegenomen zouden worden, zodat men ook niet in de verleiding kon komen om deze te gebruiken. Een enkeling had zijn koppel onder zijn tenue omgedaan, ik heb niemand gezien die hem ook daadwerkelijk heeft gebruikt.
Het aantal personeelsleden, dat nodig was voor een geslaagde inzet, werd geschat op zo’n 90 tot 120 man maximaal. Dat moest haalbaar zijn.
Naar het zich liet aanzien zou het geen probleem opleveren om een groep van deze grootte samen te stellen. Waarschijnlijk zou het meer problemen opleveren om de rest ervan te overtuigen, dat ze niet mee moesten gaan. Het animo voor deel te nemen aan het tripje naar Amsterdam was dan ook groot.
Belangrijk ook was, dat een en ander zeer gedisciplineerd moest verlopen om te voorkomen, dat het werd afgedaan als een ongestructureerd en losgeslagen zooitje. Dit moest hoe dan ook voorkomen worden. Het slagen van de actie was dus sterk afhankelijk van een strak draaiboek en discipline. Feitelijk brachten we in de praktijk, waarvoor we waren opgeleid en het onderdrukken van opstand was een onderdeel daarvan.
Ondertussen had ik contact gezocht met maatjes aan boord van de ‘Amsterdam’.Snel werd duidelijk, dat ze daar ook stonden te popelen om iets te ondernemen. In ieder geval het detachement mariniers en een aantal jongens van de vaste bemanning. Een van de contactpersonen zou in verbinding blijven met mij en ik zou hen op de hoogte houden van het waar en wanneer.
Met een schets van de Dam en omgeving aan de muur werd de tactiek doorgenomen.
Vast gegeven was, dat om 20.00 uur de politie, elke avond, werd ingezet. Het transport van zo’n 80 tot 100 man vanuit de kazerne zou gaan opvallen en zou zeker vragen op gaan roepen. Het toeval wilde, dat er op de 25ste een vakbondsvergadering was gepland in een ruimte van het protestants militair tehuis
Deze vergadering zou om 19.00 uur beginnen. Het protestants militair tehuis, lag in het centrum van Doorn. Dat was dus de mogelijkheid om in kleine groepen het terrein te verlaten, zonder dat daar vragen over gesteld zouden worden.
Vakbondsvergaderingen werden meestal in burger bezocht, zo ook die van morgenavond. Dat kon dus problemen op gaan leveren, een groot aantal jongens, die in burger de poort verlieten en een grote groep, die in uniform vertrok.
Nee, morgenavond zou een ieder de poort in uniform verlaten om de indruk te wekken, dat we allemaal hetzelfde doel hadden.
Men kon zich er hoogstens over verbazen, dat er een hoge opkomst was voor een vakbondsvergadering.
We hadden nog een ander probleem. De meesten waren los, het ‘katje’ voor die maand was erbij bijna allemaal al schoon doorheen. Zo, aan het einde van de maand, was er vrijwel niemand meer in staat om een retourtje Amsterdam te kopen. Ook daar moest dus nog een creatieve oplossing voor worden bedacht.
Verder moest de politie vlak voor 20.00uur worden geïnformeerd, dat we eraan kwamen zodat de charge op de Dam iets later zou gaan beginnen.
De 2 jongens, wiens vaders gewond waren geraakt, hadden toestemming gekregen om die dinsdag hun vader te bezoeken. Zij zouden dus het contact leggen met de politie en ’s middags uit zien te vinden hoe de vlag ervoor stond en wat er viel te verwachten van de zijde van politie. Zeg maar, ze werden gebombardeerd tot verkenners en in burger zouden ze niet opvallen.
Pas jaren later zou commissaris de Wit van het Amsterdamse politiekorps zich uitspreken over de actie. Hij gaf toe, in het tv-programma ‘de Ochtenden’ aflevering ‘de Jantjes’, geïnformeerd te zijn, dat we er aankwamen en bewust te hebben gewacht met het inzetten van zijn mensen. Ook gaf hij toe erg gecharmeerd te zijn van dat initiatief. Dat kon hij toen, in augustus 1970, natuurlijk nooit toegeven. Dat had hem waarschijnlijk de kop gekost.
Het vertrek uit de van Braam Houckgeest-Kazerne zou in ploegjes van 2 tot max. 5 man gaan. Vanuit de kazerne wordt er verzameld op het terrein van La Paz, de stamkroeg in Doorn. Als het hele spul compleet was zou, van daar, in grotere groepen van zo’n 20 à 25 man, worden afgemarcheerd naar het station van Driebergen-Zeist. Een van de mariniers zou steeds het aanspreekpunt zijn voor zijn groep en contact houden met de anderen.
Vanuit Driebergen-Zeist zouden we omstreeks 19.00 uur vertrekken, met de trein, naar Amsterdam. De hele trein reis zou zo’n 50 minuten in beslag nemen. De aankomst zou dan zijn om ongeveer 19.50 uur in Amsterdam. De groep uit Den Helder zou om 19.52 uur aankomen. Verzamelen en aantreden in de grote hal van het Centraal station in Amsterdam. Dan naar buiten.
Daar per groep aantreden en op linie komen. Vervolgens over de gehele breedte van het Damrak uitwaaieren en met zeer veel kabaal optrekken naar de Dam.
Om indruk te maken was afgesproken om rustig lopend te beginnen en het tempo steeds hoger op te voeren en naarmate we de Dam naderden het kabaal ook op te voeren.
Op deze wijze wilden we een schrikeffect teweegbrengen bij de relschoppers op de Dam. Met als uiteindelijk resultaat dat ze aan de haal zouden gaan nog voordat we daadwerkelijk moesten ingrijpen.
Feitelijk was de hele operatie op papier reeds uitgevoerd en nogmaals herbekeken door het kerngroepje, dat het geheel voorbereidde.
Degene, die de juridische aspecten op een rij had gezet, hamerde erop dat we vooral rekening moesten houden met 3 punten die centraal zouden staan:
- Geen betrokkenheid van officieren of onderofficieren om te voorkomen, dat er sprake zou kunnen zijn van eigenmachtig optreden van het Korps als geheel en er dus sprake zou zijn van collectieve insubordinatie.
- Spontane actie, geen organisatie vooraf.
- Beroepen op een van de artikelen uit de krijgstucht t.w. het bieden van hulp aan hen die in gevaar verkeren, zowel gevraagd als ongevraagd.
Feitelijk waren hiermee de voorbereidingen al afgerond, nu moest nog bepaald worden wie ermee gingen.
Omstreeks 20.00 uur kwamen, de avond van de 24ste, de mariniers bijeen in de kantine. Het waren er te veel. Er moest begonnen worden om te schiften. Zo’n 120 man werd teruggebracht naar een groep van omstreeks 80 a 85 man. De verwachting was, dat er uit Den Helder zo’n 30 tot 40 man zouden komen, dus we zaten aan de taks, 120 man maximaal dus. De groep die niet mee zou gaan zou in ieder geval, in uniform, de kazerne verlaten en naar de bijeenkomst gaan van de vakbond. De opzet was, dat zij de rest konden informeren over wat daar gebeurd was, zodat iedereen op de hoogte zou zijn en hetzelfde verhaal kon vertellen als dat nodig mocht blijken te zijn.
Ook vanuit Den Helder bleek de animo erg groot. Die dag was er frequent overleg met de jongens uit Den Helder. Uit de contacten die er die dag waren bleek, dat daar ook hele groepen waren die mee wilden. Daar was nog wat discussie over het al dan niet in uniform gaan en wie wanneer wat zou gaan doen. Uiteindelijk hebben we ze kunnen overtuigen van onze plannen en aanpak en men ging erin mee.
Toen de ongeveer 80 man eenmaal binnen waren, was het eigenlijk snel gedaan. In de kantine werd duidelijk gemaakt wat het plan was, wie welke groep zou aansturen, hoe en op welke wijze we de kazerne zouden verlaten. Hoe we zouden reizen met het openbaar vervoer. Voor het probleem, dat de meesten geen cent meer te makken hadden en dus geen kaartje konden kopen, was nog geen oplossing gevonden.
Er werd uitgelegd waar we rekening mee zouden moeten houden als we eenmaal in Amsterdam waren en dat er absoluut geen geweld aan te pas mocht komen.
Pas op het moment, dat we zelf gevaar zouden lopen zou, ter zelfverdediging, gepast geweld worden gebruikt. Verder werd verteld, dat als de Dam schoon was, we zouden verzamelen onder het monument en van daaruit de groep ontbonden zou worden en ieder zijns weegs zou gaan. Belangrijk was, dat we niet en blok terug zouden keren in de kazerne, maar dat dat ook versnipperd zou gaan gebeuren. Veel waren nog minderjarig en moesten dus voor 24.00 uur weer terug zijn. Die groep zou na de actie weer naar het Centraal station gaan en vandaar uit weer teruggaan naar de kazerne.
Binnen een kwartier was de bijeenkomst klaar en was het voor eenieder duidelijk wat er ging gebeuren. Tot slot werd er nog benadrukt, dat de dienst op de 25ste zo normaal mogelijk zijn doorgang moest vinden om te voorkomen, dat er argwaan zou ontstaan.
Terwijl we met de hele groep bij elkaar zaten, werd in Amsterdam weer de Dam ontruimd. En weer met de inzet van te weinig politie en weer, in onze ogen, op een halfbakken manier.
Als rechtgeaarde Amsterdammers deed het ons werkelijk pijn om te zien op wat voor wijze een stel relschoppers in staat was om een hele stad te gijzelen. Ik zeg bewust relschoppers, omdat ik tot op de dag van vandaag ervan overtuigd ben, dat de ‘goedwillende’ Damslapers allang waren vertrokken. Deze jongelui van het eerste uur waren absoluut niet uit op confrontatie, wat ze wilden was op een rustige, geweldloze manier genieten van het leven. Bij deze groep was de uitdrukking ‘peace men’ verheven tot hun lijfspreuk.
Velen jaren later ontstond een dergelijke situatie bij de ontruiming van de Grote Vondel. Het ging hier om een krakersbolwerk in Amsterdam. Ook hier waren de oorspronkelijke krakers, de echte woningzoekenden, allang vertrokken. Min of meer verjaagd door een stelletje op rel beluste amokmakers.
Goed, terug naar de avond voor de actie.
We zaten dus bijeen in een barak waar de plannen voor de volgende dag nog maar weer een keer werden doorgenomen. Via de radio kwamen dus de berichten binnen, dat het weer een zooitje dreigde te worden in Amsterdam. Nadat de politie enkele charges had uitgevoerd en de aanwezigen op en om het monument min of meer de wallen had opgejaagd, kwamen de eerste berichten binnen, dat het op de wallen uit de hand aan het lopen was.
Wat bleek nu, de dames en heren uit het ‘publieke leven’ waren niet langer van plan om lijdzaam toe te zien hoe weer een avondomzet naar de knoppen ging. Ze hadden besloten om alles wat de “rosse buurt” werd ingejaagd er net zo hard weer uit te meppen. Ik kan je verzekeren, dat dit niet met zachte hand ging. Grof geweld werd zeker niet geschuwd. Er zijn zelfs verhalen bekend, dat een aantal pooiers met getrokken pistool een aantal van die raddraaiers het water heeft ingejaagd van de Oudezijds Voorbugwal. Verder waren er een aantal voorvallen geweest, waarbij gewoon sprake was van ordinaire plundering. Kortom, de chaos dreigde compleet te worden.
Tegen de tijd, dat de officier van de wacht zijn laatste ronde deed en het ‘lichten uit’ was, had iedereen weer zijn eigen plekje opgezocht en was er in de barak niets meer terug te vinden van wat er zich die avond had afgespeeld.
Naar bed dus, lichten uit en dan begint het in die bovenkamer te malen. Kun je dit wel maken? Mag je anderen wel meeslepen in je enthousiasme? Neem je niet te veel verantwoordelijkheid? Wat, als het niet goed gaat? Zijn je motieven wel zuiver, of gaat het alleen om de kik? Zulke en nog 1000 andere vragen hielden me die avond behoorlijk uit de slaap. Elke keer als je er een had beantwoord, kwam er weer een andere naar boven die ook meteen weer het antwoord dat je net bedacht had op de helling zette.
Kortom weinig slaap en veel koffie en sigaretten. Ik niet alleen, de andere jongens waren ook wakker. Je sprak er alleen niet over, immers dat soort vragen waren niet ‘stoer’, dus die hield je voor je.