Weekend

Weekend

 

 

 

 

Ook in de trein vanaf station Driebergen – Zeist naar Amsterdam ging het gesprek over datgene, wat er wel niet allemaal in Amsterdam gebeurde. Het waren hoofdzakelijk burgers, die in de trein zaten. In die tijd werd er nog redelijk openlijk gesproken met elkaar. Opmerkingen als:

“Het wordt tijd, dat die Jantjes eens wat gaan doen” of “nu kun je laten zien wat je waard bent marinier !!” waren niet van de lucht. Ik wist op dat moment niet veel beter te doen, dan een beetje verloren voor mij uit te kijken en te hopen dat we snel in Amsterdam waren.

 

Het was het weekend, dat voorafging aan de 25ste augustus 1970 de dag van de ontruiming. Dat weekend zijn we met een aantal vrienden gaan stappen in de binnenstad van Amsterdam. Eigenlijk week dit weekend, wat dat aangaat, niet af van alle andere weekenden.

Ik ben geboren en getogen in Amsterdam en kon de binnenstad op mijn duimpje. Een van de cafés waar ik al van jongs af aan kwam, is een ouwe bruine kroeg in de Damstraat in Amsterdam. De klandizie bestond uit alle verschillende lagen van de bevolking en was een gemêleerd gezelschap.

Aan de ene kant waren er altijd veel raadsleden te vinden. Het stadhuis was toen nog op de gracht aan de Nieuwe Zijds Achter burgwal, dus net om de hoek van de Damstraat gevestigd. De nazit van raadsvergaderingen en politieke bijeenkomsten vonden vaak plaats in de kroeg.

Aan de andere kant waren daar de dames van lichte zeden met hun pooiers, die even geen klanten hadden en op adem wilden komen en met rust gelaten wilden worden.

Ook veel buurtbewoners die waren opgegroeid in het vooroorlogse Amsterdam. Van die typische karakters die je alleen in de kroeg tegenkomt.

Veel mensen uit de reiswereld, gidsen die groepen toeristen rondleiden door de stad. De toeristen zelf en dus ook veel Damslapers, die nog de moeite namen om hun behoeftes in ieder geval in het toilet te deponeren.

Heel veel journalisten en medewerkers van de Telegraaf/Nieuws van de dag.

De Telegraaf zat toen nog op de Nieuwe Zijds Voorburgwal en zodra de krant er voor die dag op zat, was het vaak een vaste gang naar een van de cafés in de buurt.  De laatste groep die daar regelmatig vertoefde waren de dienders van het bureau Warmoesstraat.

 

Kortom een smeltkroes van alle lagen van de bevolking, die met elkaar over alle onderwerpen spraken. Zoveel mensen, zoveel meningen zoals het spreekwoord zegt. Dat gold zeker in die kroeg. Mensen, zo verschillend van pluimage en zoveel verschillende meningen, altijd bereid tot een goed gesprek. Vaak fel en met passie werd er gediscussieerd of op het scherp van de snede, maar altijd gezellig en gemoedelijk.

 

In die kroeg troffen we elkaar vaak. Met vrienden een slok drinken en dan verder de stad in.

3 van deze jongens waren op dat moment actief dienende mariniers.

Een van hen was zo’n 2 jaar ouder als ik. Hij diende al een half jaar langer bij de “Baas” dan dat ik bij het Korps zat. Hem kende ik nog van de lagere school en hij woonde in de buurt van de Marnixstraat. Zijn ouders waren aardige mensen, ik was wel eens bij hem thuis geweest. Zijn vader was agent van politie in Amsterdam.

Nummer 2 was ook Amsterdammer. Het gezin, waar hij uit voort kwam, woonde in Amsterdam-zuid, zijn vader was hoofdinspecteur van politie in Amsterdam. Hij was voorbestemd om advocaat te worden. Althans, dat was de mening van zijn ouders. Maar, zoals dat wel vaker gaat in het leven, dacht hij daar iets anders over. Hij werd, na een hoop gelazer thuis, marinier.

Ik was de derde, mijn vader was antimilitarist en sympathiseerde met de mensen die zich hadden geschaard achter de ‘gebroken geweertjes’.

Hij behoorde bij een club mensen, die zich na de 2e wereldoorlog inzetten om Nederland te ontwapenen, in de overtuiging, dat meer wapens alleen maar konden leiden tot meer geweld. Ondanks dat we beiden een totaal verschillende mening hadden, noem het maar een generatie conflict, stemde hij uiteindelijk toe met mijn toetreden tot het Korps Mariniers.

 

Die vrijdagavond dus zaten we in de Damstraat. We kregen daar de meest wilde verhalen te horen over de rellen, die al geruime tijd aan de gang waren en de schade die dat met zich meebracht.

Het café waar we zaten, had al 3 keer in een week een hele nieuwe etalageruit moeten plaatsen. Als er weer een charge plaatsvond door de politie, vloog alles wat op de Dam zat de straten van de omgeving in. Er werd hierbij een spoor van vernielingen getrokken. Panden die op de route lagen moesten het dan ontgelden. Het ingooien van etalageruiten behoorde tot het ritueel.

Natuurlijk niet alleen die kroeg waar wij vaak kwamen. Nee, alle panden moesten het ontgelden en lijden onder de blinde woede van de relschoppers. Zelfs de Mensa, een studentenhuis en restaurant moest het ontgelden. De Mensa zat toen nog op de plek waar nu het Leger Des Heils is gehuisvest.

Kortom, de scherven lagen in de straten rondom de Dam hoog opgestapeld.

Het politieoptreden werd ook steeds grimmiger. Dat kon ook niet anders, de groepen stelden zich steeds agressiever op en dus was het antwoord weer meer geweld. 

2 ingezonden stukjes in de zaterdagkranten gaven wel een redelijk beeld hoe ernstig de situatie was en de meningen gelijkgestemd waren.

Twee lokale kranten, die het feitelijk nooit met elkaar eens waren, publiceerden ingezonden stukjes over de situatie op en rond de Dam. Opvallend was dan ook dat niet alleen de redacties het, over dit onderwerp, eens waren. Ook de inzenders van de verschillende artikelen hadden elkaar gevonden.

 

In de Telegraaf vroeg iemand zich openlijk af of de Amsterdamse politie nu eindelijk eens werkelijk effectief tegen de terreur van het misdadige, rellende gespuis ging optreden. Als voorbeeld werd aangehaald de avond van 21 augustus. De politie was pas om 00.00uur op maximale sterkte. Terwijl de moeilijkheden al begonnen om 20.00uur, bij het van kracht worden van het slaapverbod op de Dam. De schrijver van het ingezonden stukje verbaasde zich openlijk, dat de politie niet ingreep toen er driftig op los werd geplunderd en vernield. Je mocht toch verwachten, dat de politie de aanzetters hiertoe zou oppakken. De politie werd verweten amateuristisch te werk te gaan. De 8 arrestaties van die avond werden dan ook als volstrekt onvoldoende beoordeeld.

In het Parool werd een stukje van vrijwel gelijke strekking gepubliceerd.

Een van de inzenders riep zelfs op tot gebed om een hevige stortbui, waarbij de Dam misschien vanzelf werd schoongespoeld.

Misschien is de opstelling naar de jeugd toe wel te tolerant geweest en wordt het tijd om dit maar eens recht te trekken. Openlijk werd de vraag gesteld:

“Hoe lang moeten wij, gewone belastingbetalende burgers van Amsterdam, toelaten dat onze stad onteerd, vernietigd en geplunderd wordt en onze agenten gestenigd worden. Hoelang moeten we dit nog lijdzaam aanzien?” Openlijk werd ook gespeculeerd over het opstappen van de Burgemeester.

Kortom, duidelijk was dat er een grens was bereikt in de stad. Men vroeg om optreden van de verantwoordelijken.

 

Ook die vrijdagavond was het weer raak. Veel opgeschoten relzoekers, die de omgeving van de Dam onveilig maakten en te weinig agenten om echt te kunnen handhaven.

Aan het begin van de avond kwam er een groepje agenten (met de platte pet) die de Dam Zitters aanspraken en maanden om te vertrekken.

De sfeer werd gaandeweg grimmiger en de politie verzamelde voldoende personeel om de Dam met een charge schoon te vegen. Op dat moment, waarop iedereen dacht ‘nu gaat het gebeuren!!’ werden de agenten teruggeroepen en vertrokken onder luid gejoel van de mensen die op de Dam eerst met angst hadden toegezien hoe ze zich verzamelden. Later hoorden we, dat er een rechtstreekse opdracht was gegeven om terug te trekken, daar de verantwoordelijken (lees het hoofd van Politie) bang was voor escalatie.

 

Velen van de relzoekers gingen onbevredigd weg van de Dam en trokken naar de wallen toe. Daar werd op een verschrikkelijke manier huisgehouden door deze gasten. De bewoners en bezoekers van de rosse buurt werden constant lastiggevallen. Er waren zelfs bewoners en toeristen die in de grachten belanden. Dat was ook het moment, waarop een aantal pooiers besloot om het niet langer te pikken en op te treden tegen de relschoppers. Naast de overlast, die de relschoppers veroorzaakten, werd ook nog eens de handel versjteerd. Dat werd dus onder geen beding geaccepteerd.

Het kwam tot botsingen op het Oudekerksplein en op de grachten. Toen besloot de Politie wel in te grijpen en waren de poppen pas echt aan het dansen. Vanaf dat moment wierpen ook de dames van lichte zeden zich, letterlijk, in de strijd. Aan de kant van de politie vielen enkele gewonden, veroorzaakt doordat de relschoppers zich hadden voorzien van stalen buizen waar driftig mee werd gemept.

Arrestaties werden er vrijwel niet verricht. Het duurde tot vroeg in de ochtend voordat de rust weer een beetje terug was in de stad en iedereen zijn wonden kon likken. De schade was behoorlijk, de glaszetter had de volgende dag zijn handen vol en de reiniging begon met extra mensen aan de schoonmaak.

 

Eigenlijk was de zaterdag een kopie van de vrijdag.

Dezelfde ellende en weer ontzettend veel schade. Je kon merken aan de gewone burgers, dat ze er hun buik van vol hadden. Er werd steeds meer gemord in het Amsterdamse.

De roep om ingrijpen werd steeds luider en luider.