Vertrek uit de kazerne

Vertrek vanuit de kazerne.

 

 

 

Er werd verzameld in onze barak, van hier uit gingen de groepjes op pad. Iedereen werd nog even aangezegd wat de bedoeling was en waar we elkaar weer zouden ontmoeten. In grote lijnen kwam het op het volgende neer:

Vertrek vanuit de kazerne in Doorn. Mochten er vragen worden gesteld, dan waren we onderweg naar de vakbond bijeenkomst. Via het zandpad, de Stamerweg naast de kazerne, naar de parkeerplaats van “café La Paz”.

 

Daar zou worden verzameld en van daaruit zou er in groepen van circa 20 man worden afgemarcheerd richting station Driebergen-Zeist. De hele operatie moest met een redelijke precisie worden uitgevoerd, daar we om uiterlijk 18.55 op het station aanwezig moesten zijn.

Vertrektijd van de rechtstreekse trein was om 19.00 uur, de reis zou precies 50 minuten in beslag nemen, zodat we om 19.50 zouden arriveren op Amsterdam CS.

Het verzamelen en afmarcheren naar het station ging eigenlijk zonder noemenswaardige problemen. Onderweg werd er enthousiast gezongen en er werd stevig doorgestapt. Het ging er eigenlijk erg gedisciplineerd aan toe, zonder dat er ook maar 1 officier of onderofficier bij aanwezig was. In een stevig tempo werd de afstand tussen kazerne en station overbrugd, de circa 6 kilometer werden zonder verdere problemen afgelegd.

 

Bij aankomst op station Driebergen-Zeist werd de stationschef een beetje nerveus en kwam hij informeren wat er aan de hand was. In die tijd was er nog een stationschef aanwezig, die er ook op toezag, dat je een perronkaartje had of een geldig vervoersbewijs, anders werd je de toegang naar het station geweigerd.

Normaal was dat de Nederlandse Spoorwegen (NS) vooraf werd geïnformeerd als er grote groepen militairen gelijktijdig reisden. Na onderling overleg hebben we besloten om zoveel mogelijk open kaart te spelen in de richting van de stationschef.

Het was natuurlijk niet vreemd, dat mensen nieuwsgierig waren naar wat er aan de hand was, daar stond een grote groep mariniers, keurig netjes aangetreden en op de plaats rust. Wachtend op het perron kwamen er verschillende burgers, die ook met de trein meewilden, informeren wat er aan de hand was.

Ook aan hen werd uitgelegd, dat we onderweg waren om in Amsterdam de Dam schoon te vegen. Zonder uitzondering werd er steun betuigd door de wachtende reizigers. We gingen er ook van uit dat, gelet op de publiciteit, de meeste mensen wel achter ons initiatief zouden staan.

 

De trein rolde precies op tijd het station binnen. Een paar passagiers stapten uit en keken zeer verbaasd naar de grote groep mariniers. Circa 80 man, in uniform, op een klein stationnetje, dat maakt indruk!!

We begonnen in te stappen, rot voor rot, zoals was geleerd bij het vervoer tijdens de opleiding. Eenieder nam plaats, voor zover dat mogelijk was. De capaciteit van de trein was niet afgestemd op het aanbod van dat moment, normaal zaten er maximaal zo’n 15 passagiers in de trein om deze klok. Althans dat zei de conducteur.

Daar diende zich ook gelijk het eerste probleem aan. Toen de trein zich eenmaal in beweging zette was het moment daar, dat de conducteurs de kaartjes gingen controleren. Jammer dus, niemand van ons had een kaartje!! De hoofdconducteur (HC) begon een probleem te maken, terwijl de conducteur er geen probleem in zag. Er ontstond een discussie met de HC of we wel of geen kaartjes moesten hebben.

We hebben hem toen heel uitvoerig op de hoogte gebracht van waarom we in de trein zaten en waar we naar toe onderweg waren. Dat gebeurde op een dusdanig hoge toon, dat ook de burgers in de trein het wel moesten horen. Dat had dan ook het beoogde effect. De aanwezige burgers begonnen zich tegen de HC te keren en maakte hem uit voor dienstklopper.

“Eindelijk een groep die wat gaat doen aan dat losgeslagen zooitje en dan loopt er zo’n oetlul, die daar wel even een stokje voor zal gaan steken ??” was een van de opmerkingen, die me altijd bij is gebleven. Niet zozeer om de inhoud van wat er gezegd werd, maar wel om wie het zei. Het was namelijk een oud vrouwtje van een jaar of 75, die eerste klas reisde en op een nogal geaffecteerde manier sprak. Het gaf een beeld van een geluid, dat niet bij degene paste die het uitsprak. Ook de HC was, op de een of andere manier, onder de indruk van dit kleine vrouwtje.

Hij begon bij te draaien en uiteindelijk besloot hij om maar de andere kant op te kijken. Dat kwam hem op een uitgebreid applaus te staan van de mensen in de trein.

 

De rit naar Amsterdam verliep eigenlijk redelijk rustig, er werd wat gediscussieerd met burgers, er waren zowel voor- als tegenstanders aanwezig in de trein. Niemand had echter het gevoel, dat het op een harde confrontatie zou uitdraaien. Hoe dichter we Amsterdam naderden, hoe stiller het werd in de trein. Tussen station Muiderpoort en Amsterdam-CS werd er totaal niet meer gesproken en was alleen nog het kedengedeng te horen van de trein. Eenieder was doodstil. Mariniers en burgers, niemand had nog de behoefte om ook maar een woord te wisselen. Stil keek eenieder voor zich uit of zag buiten de gevels van de panden in de donkere stad aan zich voorbijtrekken.

 

Vlak voor Amsterdam CS werd ik aan mijn uniformjasje getrokken door een meneer.

Ik schatte hem op een jaar of 70. Hij had samen met zijn vrouw wat stilletjes voor zich uit zitten te kijken. De hele reis hadden ze vrijwel niets gezegd. Hij had zich eigenlijk buiten alle gesprekken gehouden en zijn vrouw had alleen maar voor zich uit zitten glimlachen. Toen hij merkte dat ik hem aankeek, bewoog zijn mond. Dit gebeurde zonder dat er geluid uit kwam, het was alsof hij naar de juiste woorden moest zoeken.

Uiteindelijk kwamen er, heel zacht, een paar woorden over zijn lippen. De trein maakte net een scherpe bocht en de man zijn woorden gingen verloren in het snerpende geluid van de wielen over de rails. Toen we de bocht hadden genomen en we eigenlijk het station al binnenrolden, vroeg ik hem wat hij gezegd had. Hij keek me weer aan en zei “ach, eigenlijk niks bijzonders. Ik heb alleen aan je gevraagd of jullie wel voorzichtig wilden doen. Dat jullie goed op jezelf moeten passen, bedoel ik”

Ik was een beetje verbouwereerd. De trein kwam tot stilstand en ik bedankte de man en zijn vrouw en spoedde me, samen met de rest, naar de uitgang. Die ogen en die opmerking zijn me altijd bijgebleven, een paar wildvreemde mensen, die oprecht bezorgd waren voor een stel vreemden.

Snel naar buiten dus.