The day after

The day after

 

 

 

Niemand had de behoefte om te gaan slapen, verder dan even je ogen dicht en een hazenslaapje doen kwam je niet. Die nacht werden alle verhalen en belevingen nog eens rustig doorgenomen. Iedereen had zo zijn eigen ervaringen en een ieder was op zijn eigen manier bezig het adrenaline gehalte omlaag te brengen. Al heel vroeg, ver voor overal, waren er  een aantal vroege vogels wakker en opgestaan.

Ver voordat de deuren van het cafetaria open gingen voor het ontbijt, meldden we ons bij de wacht met het verzoek om te mogen gaan sporten aan de overzijde van de kazerne op de atletiekbaan. Er werden zo’n tien rondjes gelopen en dat hielp de meesten om van hun overdosis spanning af te komen.

Douchen, aankleden en naar het Cafetaria voor het ontbijt. Daar kwamen we binnen en voelden meteen de blikken van de collega’s, die niet mee waren geweest. Nadat we ons ontbijt hadden gehaald liepen we door de zaal op zoek naar een plekje om aan te schuiven. Wat opviel was, dat er een soort herverdeling had plaatsgevonden.

Eerst zaten de verschillende pelotons en het vlootpersoneel meestal in groepjes bij elkaar. Nu was er meer sprake van een verdeling op basis van ‘Damgangers’ en ‘thuisblijvers’. Er werd natuurlijk maar over een ding gesproken, de ‘heroïsche strijd op de Dam’ stond centraal.

 

Na het ontbijt was het tijd om jezelf gereed te maken voor ’baksgewijs’. Er werd aangetreden op het exercitieveld in Doorn. De pelotons stonden opgesteld en de koppen werden geteld. Het was de taak van de pelotonscommandanten om ons af te melden bij de ‘Chef de Equipage’. Nadat alle plichtplegingen waren gepleegd nam de commandant, de overste Ruimschotel, van de van Braam Houckgeest kazerne het woord. ‘Alle hens’ werd door hem toegesproken.

 

In het kort kwam het er op neer, dat hij opdracht had gekregen om de actie op de Dam te veroordelen en de schuldigen te bestraffen. Hij zinspeelde erop, dat het erg gedisciplineerd was verlopen voor een onrechtmatige daad. Diegene die hadden deelgenomen aan de actie op de Dam zouden op rapport worden geslingerd en moesten verschijnen op parade. Al de mariniers die betrokken waren zouden hierover nog, individueel, bericht ontvangen.

 

Er zat een geruime tijd tussen de ontruiming van de Dam, het op parade komen van de betrokken mariniers en het uitspreken van de straf. Dit kwam mede doordat er tegen een vijftal mariniers een aanklacht diende te worden opgesteld in verband met hun aandeel in de ontruiming. Deze konden dus niet eerst door de commandant gestraft worden en dan nog een keer voor de krijgsraad moeten verschijnen. Daar was dus het wachten op.

 

Toen de dagvaardigingen uitgereikt waren, werden de overige mariniers in sneltreinvaart veroordeeld tot 3 dagen verzwaard arrest. Dat betekende de gehele dag normaal je werkzaamheden uitvoeren en meedraaien met de rest van je peloton. Alle zaken vonden normaal doorgang, maar je vrije tijd bracht je, normaal gesproken, door achter de tralies. Nadat de werkzaamheden waren beëindigd voor die dag moest je je melden bij de  onderofficier van Politie. Na het werk werd je dan, normaal gesproken, achter de wacht opgesloten. Daar was een ruimte die bestond uit 5 cellen. Dit duurde dan tot de volgende ochtend, waarna je werd vrijgelaten en je weer terugkeerde in je peloton.

 

Jammer!!!

Achter de wacht was dus volstrekt onvoldoende ruimte om die grote groep vast te zetten. De groep verdelen, om ze vervolgens in kleine groepjes de straf uit te laten zitten, was ook niet wenselijk. Het zou dan weken in beslag gaan nemen voordat allen waren gestraft.

Niet echt een prettig vooruitzicht en erg demotiverend voor het moraal. Verder zou het alleen maar meer aandacht genereren en daar zat dus niemand, binnen het korps en de politiek, op te wachten. Trouwens, naar buiten toe moesten er toch snel drastische maatregelen genomen worden. Dit om te laten zien hoe slagvaardig er tegen dit soort uitwassen werd opgetreden.

Goede raad was duur, er moest gestraft worden, maar …………..

Het moest ook niet te gek worden. Even werd geopperd om ze in de kantine op te sluiten en ze daar maar te laten overnachten. Dit werd eigenlijk gelijk weer afgewezen, de bier voorraden zouden dan wel erg toegankelijk zijn en dat kon nu ook weer niet de bedoeling zijn. Er was nog een praktisch probleem waarom dit niet de oplossing was. Als men de kantine zou inrichten als collectieve gevangenis, dan konden de niet gestraften ook geen gebruik maken van de kantine en werden de onschuldige feitelijk ook gestraft.

 

Wie? Ik weet niet, maar plotseling was daar het idee geboren om 1 barak vrij te maken en die als ‘tijdelijke’ gevangenis aan te merken. Er zou een toegevoegd onderofficier van de wacht worden aangewezen en die was verantwoordelijk voor het geheel.

Er kwamen, na vastwerken, twee schildwachten voor de deur te staan. De gestraften zouden zich moeten melden bij de barak. Ze moesten hun eigen slaapspullen meebrengen. De onderofficier zou een presentielijst bijhouden. Als iedereen aanwezig was, zou de onderofficier het hele ‘zooitje’ afmarcheren naar de eetzaal. Nadat dus gezamenlijk de maaltijd was gebruikt, werd het hele spul weer terug gemarcheerd naar de aangewezen barak.

 

Aangekomen bij de barak zou het hele peloton, voor de deur, in het gelid gezet worden. De onderofficier zou dan een voor een de namen van de gestraften afroepen en deze moesten dan naar binnen. Als alle gestraften compleet waren en iedereen binnen was, zou de onderofficier de deur sluiten en deze demonstratief op slot doen.

 

Zo was het plan en zo moest het worden ingevuld. Geen tamtam en snel ervan af, was het credo. Het werd zo uitgevoerd, maar……

Bij het terugmarcheren van de hele groep naar de barak, stond de gehele bemanning van de kazerne langs de route opgesteld. De hele groep ‘gevangenen’ werd bejubeld, terwijl ze voorbij marcheerde naar hun tijdelijke gevangenis. Het was een soort van menselijke haag waar doorheen gelopen moest worden. Als de groep voorbij was gemarcheerd dan sloot de rest zich vrolijk aan en liep mee naar de barak. Daar aangekomen begon het ritueel van namen afroepen.

Zodra de onderofficier de naam van een marinier had afgeroepen, brak er een hels kabaal los. De, bij naam, genoemde marinier werd toegejuicht door de rest en dat gebeurde weer onder begeleiding van toeters, fluitjes, potten en pannen, die overal waren meegesleept.

De marinier maakte zich los uit het peloton en begaf zich naar de barak. Daar stonden aan weerszijden van de deur twee schildwachten opgesteld, die de deur open hielden.

Dit ritueel werd zo’n tachtig keer herhaald en zou zich elke dag opnieuw afspelen .

Nadat de laatste gestraften door de deur naar binnen waren gegaan werd de deur, demonstratief, afgesloten. Het stelletje zat dus achter slot en grendel. De menigte, die was komen kijken, verspreide zich en een ieder ging zijns weegs.

De onderofficier liep vervolgens om de barak heen en ging via de achterkant, waar de toiletten en de wasgelegenheid waren, ook naar binnen.

 

Hij moest zich een weg banen tussen de kratten bier en de flessen drank en andere versnaperingen, die daar waren neergezet door ?????

Op het moment dat de mannen aan het eten waren, hadden de ‘maatjes’ ervoor gezorgd dat er voldoende goud geel vocht voorradig was voor de rest van de avond. Opsluiten en afsluiten van de buitenwereld was een, maar dat alles mocht ook weer niet ten koste gaan van de inwendige mens.

Het is nog lang gezellig gebleven en velen baalden dan ook toen de drie dagen erop zaten!!

 

Ten aanzien van de vijf mariniers werd nog nader beraad gepleegd. Het was nog steeds niet helemaal duidelijk wat ons nu precies boven het hoofd hing.

We werden met vijf man op  ‘parade’ gezet. Normaal betekende dat, dat je voor de commandant moet verschijnen die feitelijk fungeert als rechter, waarbij de rol van de aanklager meestal wordt vervuld door de eerste officier van de inrichting. De verdachte krijgt geen advocaat en wordt ook niet geacht iets in te brengen. Pas aan het eind wordt hem gevraagd of hij nog iets wil opmerken of wil toevoegen.

 

Op parade bij de grote baas van de kazerne dus, daar kregen we te horen, dat we zouden worden voorgeleid bij de krijgsraad in Den Haag. De commandant achtte de zaak, na overleg met de korpsleiding, van dermate belang dat hij vond dat het zijn bevoegdheid te boven ging.

Duidelijk was, dat hij opdracht had gekregen van hogerhand, om onze zaak door te verwijzen naar  de krijgsraad. Er moesten immers schuldigen aangewezen worden.

Over de ten lastenlegging, de eis en wanneer de zaak zou dienen bij de krijgsraad, kon nog niets worden gezegd. De aanklager moest de ten lastenlegging nog formuleren, vervolgens moesten we nog gehoord worden door de auditeur generaal. Zeg maar de militaire rechter commissaris.

Wij gingen ervan uit, dat we snel gehoord zouden worden en snel worden voorgeleid. Niets bleek minder waar, het ging nog zeker enkele maanden duren voordat het onderzoek zou zijn afgerond.

Verschillende malen moesten we verschijnen voor de rechter commissaris, die het onderzoek leidde.