Gerookte paling
Gerookte (gestroopte) paling!
Het is zomer 1975.
Ik werkte alweer een poosje in de Damstraat bij café “de Dam”.
Een oud bruin cafeetje waar je te maken hebt met een gevarieerd publiek. Gevarieerd omdat het gaat om
toeristen, maar ook om ouwe pooiers, om mensen uit de reiswereld maar ook meiden uit het leven.
Zakenmensen en journalisten, want in die tijd was de telegraaf nog op zijn plek op de Nieuwezijds Voorburgwal.
Het was een zaak waar je in je eentje de tent runde, het publiek aan de bar, en daar achter, werd allemaal bediend van achter de bar.
Gewoon een gezellige piipelaar dus, met voor eenieder wat wils. Overdag veelal de vaste klanten, ’s morgens aan de koffie (met een kleine alcoholische versnapering natuurlijk), ‘s middags meer het winkelende publiek (de droge witte wijn drinkers) en het Journaille (de jongens van de grote pils en de redactie aan de jenever) van de Telegraaf die de laatste hand had gelegd aan de middag editie van de toen nog veel gelezen “Nieuws van de Dag”
Tegen bitteruur bestond het meest van de klandizie uit personeel van de bank, de omliggende kantoren (de kopstootjes) en de reisleiders van Thomas Cook (het meer exotische werk), die terugkwamen van de verschillende dagtochten. In de avonduren kwamen dan weer de mensen ‘uit het leven’ binnen druppelen (de cola’tjes bier en een citroentje met suiker). Maar ook de mensen die vaak op een duistere manier een centje wilde bij verdienen. (Gewoon een frissie, je moet het koppie erbij houden he!)
Op een van die zaterdagavonden in de zomer van ’75 kwam er tegen sluitingstijd, dus het zal een uurtje of twee geweest zijn, twee man binnen met een lading opgerolde kranten onder hun arm. Dat was niks bijzonders, dat gebeurde regelmatig op zaterdagavond, dat er wat schimmig volk binnen kwam dat wel iets te koop had aan te bieden. Meestal ging het dan om cassettebandjes of om nieuwe snuisterijen.
Dit keer niet.
Dit keer verraadde de doordringende lucht van vers gerookte paling waar het om ging.
“Dag barmeneer” opende een van de twee joviaal. “Dag, naar vis riekende klant!! Wat mag het zijn??” vroeg ik op een even joviale toon.
“Wel, we zouden wel een biertje lusten, maar eerst even de zaken afhandelen! “Gaf hij aan.
“Wat mogen dat dan wel zijn voor zaken?” vroeg ik nieuwsgierig.
“Wel, zoals je reeds had opgemerkt, hebben we verse vis te koop” terwijl hij dit zei, zwaaide hij met een opgerolde krant in de lucht alsof het een bossie tulpen was. Zijn maat was inmiddels naar de achterkant van de bar gelopen en begon zo’n krantje open te rollen. De heerlijk lucht van vers gerookte, nog een beetje lauwe, paling vermengde zich met dat van sigarenrook en schraal bier.
Ik moet bekennen dat het water me al in de mond liep.
“Dus barmeneer als wij nou even aan die lieve mensen wat mogen verkopen dan regelen we wel wat met jou, toch?” Kijk dat was dus een taaltje wat ik begreep, ik knikte naar de zwaaiende verkoper en die barstte meteen los tegen de klanten.
De paling wisselde in razendsnel tempo van eigenaar en in geen tijd was eenieder voorzien van een pondje vers gerookte paling. De man die het dichts bij mij stond frommelde een krantje met inhoud onder de bar en zei: “Het benne hele verse, vanavond op de Vinkeveense plassen hebben we ze binnengehaald, schoon gemaakt en meteen gerookt boven het fijnste hout mot wat je maar kan bedenken. Voor jou zitten er een paar mooie bij!” al zwaaiend namen ze afscheid, op naar de volgende kroeg met hun handel.
De klanten waren vertrokken, ik had opgeruimd, de kassa opgemaakt en mijn deel van de tipgelden uitgerekend. Ik stond al buiten, klaar om te vertrekken keek ik nog even om of alles rustig was en ik niks vergeten was uit te doen. Op dat moment dacht ik aan de verse paling en liep weer terug naar binnen, rolde de krant weer dicht en stak ze tussen mijn jas in.
Ik reed in die tijd op mijn brommertje door de stad, een auto in de buurt van de Damstraat kwijtraken was op zich al een probleem en zo’n bromfiets was een uitkomst. Zo tegen half drie was ik in de Wenslauerstraat. Bij gebrek aan huizen in die jaren woonden we bij mijn oom en tante boven op de zolderverdieping. We waren niet de eerste die aanliepen tegen de huisvestingsproblemen in die jaren. Hun zoon had al een paar jaar op de zolderverdieping doorgebracht samen met zijn vrouw, mijn nicht was de volgende bewoonster samen met haar man woonden ook zij daar boven tot dat er een huis beschikbaar was. De zoon van een van de zusters van mijn moeder kwam naar Amsterdam en werd ook weer opgevangen en heeft geruime tijd daarboven door gebracht. Kortom een paar schatten van mensen die altijd bereid waren om te helpen daar waar het nodig was.
Boven gekomen op de zolderverdieping lag Els, mijn vrouw, weggedoken onder de dekens op de slaapbank heerlijk te slapen. Plaats voor een echt bed was er natuurlijk niet. Ik trok mijn jas uit en mijn schoenen en ging op de rand van het bed zitten. Het was inmiddels tegen drie uur in de nacht. Heel langzaam maakte ik de opgerolde krant open en meteen verspreide zich die heerlijke lucht van vers gerookte paling door de zolderkamer.
De neus van Els ging als een gek te keer en maakte meer bewegingen als haar ogen, die nog steeds stijf toe waren en de indruk gaven dat ze nog echt onderzeil was. Ik pakte een van die glimmende palingen op, brak het koppie eraf en trok hem zijn jasje uit. Els was inmiddels half overeind gekomen haar ogen waren tot kleine spleetjes geopend en ze loerde om zich heen.
“Wat heb jij nou??”
In plaats van haar antwoord te geven, duwde ik haar een van zijn jas en kop ontdane paling in haar hand. Als van zelf gingen haar handen naar boven in de richting van haar mond. In het midden hing de ontklede paling en Els haar neus maakte goedkeurende snuivende geluiden. De paling werd tot aan de lippen gebracht en zachtjes ging haar mond open en werd de paling als ware het een mondharmonica, bewerkt tot dat slechts een midden graad over bleef. Op de tast wist ze nummer twee te vinden die hetzelfde lot onder ging. Zo ook de nummers drie en vier.
Het was een genot om haar, nog steeds met haar ogen halfgesloten, zo te zien genieten van die lekkernijen. Na nummer vier had ze genoeg (kwam goed uit want er zaten ongeveer 5 stuks in een pond) ze vroeg me om een handdoek en een waslap zodat ze haar mond even kon afvegen. Ik pakte het gevraagde, half in slaap werd de mond en de handen schoongemaakt, ze stak haar hand weer uit ten teken dat de poetsbeurt weer voorbij was. Ik nam ze mee en bracht ze naar het aanrechtje, waste mijn handen en gooide snel de overgebleven resten weg. Toen ik terugkwam lag Els alweer te spinnen als een poes in diepe slaap verzonken. Af en toe, en in haar slaap, een smakkend geluidje makend. Mij daarmee vertellend dat het haar gesmaakt had!
Eerlijk is eerlijk, ik heb nog nooit iemand zo zien genieten van vers gerookte paling!!!