Zomer op het stationsplein

Het Centraal Stationsplein was vroeger niet alleen een verzamelpunt van door elkaar krioelende mensen massa's. Ook waren er, in de nachtelijke uren, hele zwermen spreeuwen te vinden. Deze overnachten in de, toen nog talrijk, aanwezige bomen. Het Stationsplein werd dan ook vervuild door de uitwerpselen en daar trad de stadsreiniging weer tegenop. Vanaf een uur of half vijf was een hele ploeg bezig met het schoonmaken van het plein, zo ook deze morgen ........

Zomer

Drie en twintig graden, geeft de grote thermometer op het Centraal station aan en op kwart voor zes staat de grote klok die net geplaatst is op het stationsplein. “Atoom gestuurd” heb ik me laten wijsmaken. Geen idee wat dat betekende. Volgens mijn collega’s kon deze klok niet verkeerd lopen.
Mooi, zijn we ten minste op tijd!

Ik kom via de Martelaarsgracht en de westelijke toegangsbrug, met lijn 13, het Stationsplein op rijden. Het is even kijken of de wissels in de juiste stand springen. Ik zie dat de collega’s van de lijnen 1 en 2 hun trams een behoorlijk stuk naar achter hebben gezet. De wagen van lijn 17 staat keurig aan de kop van de halte en het spoor dat voor lijn 13 is bedoeld is nog geheel vrij.
Ik heb een vroege dienst en heb dus vandaag de eerst vertrekkende wagen van het CS op lijn 13.

Bij het oprijden van het Stationsplein valt gelijk op hoe bedrijvig het al is ondanks het vroege uur. Passagiers stromen uit het Centraal Station en worden als het ware opgestuwd naar het gereedstaande openbaar vervoer. Een groot gedeelte verlaat het stationsplein te voet. Een kleurrijke slang van mensen zet zich in beweging en wordt door de stad opgeslokt. De stoet van mensen stroomt uit over het Damrak, de aktetassen zijn ontelbaar.
Allemaal zomers, luchtig en kleurig gekleed.
De wachtende passagiers hangen tegen de leuning die de halte scheidt van het aflopende talud naar het water. Normaal zie je dat niet want dan staan de lijnen 1 en 2 twee netjes aan de kop van de halte en zit iedereen in de tram op het aanstaande vertrek te wachten. Klaar voor weer een nieuwe werkdag. Niet vandaag de passagiers staan te genieten van de vroege ochtendzon en de schoonheid van de stad die ontwaakt. 

Het was dus allemaal net even anders dan anders. 

Zoals gezegd, de wagens van de lijnen 1 en 2 stonden een heel stuk naar achter. Op de plek waar deze normaal stonden waren nu een groot aantal medewerkers van de Stadsreiniging bezig met het schoonspuiten van het Stationsplein. Dat gebeurde meestal in aller vroegte en dan was het werk klaar zodra de exploitatie van het openbaar vervoer opgang kwam.
Vanochtend was er een probleem geweest met de watervoorziening. Geen druk op het water. Geen druk op het water, dus geen spuit die wilde spuiten en zonder spuiten is het onbegonnen werk om de uitwerpselen van de duizenden spreeuwen weg te werken.

 

Die spreeuwen hadden sinds jaar en dag het stationsplein uitgekozen om de nacht door te brengen. Langs de waterkant stonden grote oude bomen, die een prima slaapplaats boden aan al die schreeuwende en schijtende beesten.

De bestuurders van de wachtende trams stonden buiten bij elkaar te genieten van het vroege zomerzonnetje en rustig een sigaretje te roken en het hele spel van schoonmakers en passagiers te aanschouwen. We stonden een beetje tussen de trams van de lijnen 13 en 17 verscholen voor het publiek. Ik was de laatste die zich bij dit groepje aan sloot en stond gelijk mee te praten over van alles en nog wat. De bestuurder van lijn 1 stond al een tijdje eerder op het Centraal Station en moest dus wachten van de reiniging. Dat werd hem vervolgens weer niet in dank afgenomen door de passagiers, die uiteindelijk maar een ding wilde en dat was een zo vlug mogelijk vertrekken. Hij had dus al honderd keer minstens uit moeten leggen dat die mensen van de reiniging ook maar hun werk deden en dat wij er ook niets aan konden doen.

Al die klagende passagiers waren zijn humeur niet ten goede gekomen. Hij was dus niet te genieten en stond uitgebreid zijn hart te luchten. Juist op dat moment verscheen, als vanuit het niets, een man van de Stadsreiniging tussen de trams van lijn 13 en 17.

De man had een zware waterslang op zijn nek en met een grote brandweerspuit in zijn hand. Hij sjokte tussen beide trams naar voren, het loodzware gevaarte zeulde hij als een lodenlast met zich mee. Het zweet gutste hem langs het gezicht en liep, als een klein stroompje, bij zijn kraag regelrecht zijn blouse in. In zijn blouse verspreide het zweet zich snel over zijn lijf en dat was goed te zien aan het kleurverschil dat zich daarbij aftekende.  Door de zwaarte van het werk zag de man er gewoon 10 jaar ouder uit.
Als van zelf liep ik hem een paar stappen te gemoed en keek hem aan.
“Wil je even een peuk? Vroeg ik hem.
“Nee, dank je” zei hij “Ik rook al jaren niet meer, al zou je dat op een dag als vandaag niet zeggen, ik heb het weer net zo benauwd als dat ik nog rookte!”

Even overnemen

“Zal ik hem even van je overnemen, kan je even op adem komen?” bood ik aan. We waren inmiddels het groepje bestuurders genaderd die nog steeds stonden te wachten. De man van de reiniging keek me een beetje verbaasd aan. “Je hebt geen idee hoe zwaar dat kreng is als je daar de hele ochtend mee loopt te zeulen, echt lood en loodzwaar!”

Als in een opwelling greep ik naar de spuit en zei:
“Nou laat maar eens voelen dat ding”
De man liet zijn spuit los en daar stond ik voor het eerst met een echte brandweerslang in mijn handen.
“Hoe gaat hij open?” vroeg ik.
“Jezus, Rob, doe niet zo stom. Gewoon aan die hendel draaien, dan dat spuittie !” riep een van de andere bestuurders.

Ik draaide me om in de richting van de wachtende tram, bracht de slang zover omhoog dat ik over de tram heen kon spuiten in de richting van het water. Draaide de hendel open en daar kwam het water met, een zeer krachtige straal, uit de slang.
Dat gebeurde met zoveel kracht dat ik moeite had om hem op een punt te blijven richten. Ik zwaaide wat van links naar rechts met de slang en deed na een keer of drie heen en weer gegaan te zijn, de kraan weer dicht. Ik gaf vol bewondering de slang weer terug aan de man van de reiniging die hem stomverbaasd van me aan nam. Mijn collega’s begaven zich, proestend van het lachen, naar hun trams en lieten mij met de man van de reiniging achter.

“Wat flink jij nou, ben je helemaal besodemietert” Hij schreeuwde het nu uit.

“Dat kun je toch niet maken!”
Op datzelfde moment verschenen de eerste woedende passagiers op de halte.
Door en door NAT.
Mannen in het driedelig zomers licht grijs, NAT.
Vrouwen met dunne T-shirtjes, NAT.
Vrouwen in mantelpakjes, NAT.
Mannen in werkkleding……ach zo kun je nog wel even door gaan, allemaal kleddernat !!
Pas nu begon tot me door te dringen wat er was gebeurd. De passagiers kwamen nu in grote groepen op de man van de reiniging af en ik zal u de scheld kanonnades besparen. Het was plat, luid en Amsterdams!

De man van de reiniging probeerde boven de schreeuwende meute uit te komen. Ik hoorde hem roepen:
“Echt waar hoor, ik was het niet, het was die eikel daar, die trambestuurder die daar staat te grijnzen, ik niet !!!”

Ik moet zeggen dat het inderdaad een komisch gezicht was. Die man van de reiniging met een brandslang in zijn handen die probeerde de menigte ervan te overtuigen dat niet hij maar ik, die trambestuurder, verantwoordelijk was voor het aangerichte waterballet. Het ontbrak hem werkelijk aan de broodnodige overtuigingskracht.
Zeg nou zelf, een man van de reiniging met slang of een trambestuurder die, vriendelijk lachend staat toe te kijken?

Ik moet zeggen dat de grijns op mijn gezicht me moeite kosten, inwendig zat ik in een complete tweestrijd. Enerzijds medelijden met de natte passagiers en de man van de reiniging die het steeds benauwder kreeg en aan de andere kant het dolkomische gezicht van al die uitgestreken burgers die normaal ‘s morgens nog half sliepen als ze in je tram instapte en nu plotseling volop reuring op het plein. Hoe dan ook het leek mij het verstandigste om, net als mijn collega’s, de passagiers te vertellen dat als ze mee wilden ze nu moesten in stappen. De lijnen 1 en 2 waren het eerst vol en vertrokken, lijn 17 ging er onmiddellijk achteraan. Het gevolg was dat de man van de reiniging weer met rust gelaten werd. Onder het uitroepen van een aantal verwensingen stak hij een gebalde vuist in de lucht. Het heeft jaren geduurd voordat hij me weer groette als we mekaar weer eens tegen kwamen!

Vertrektijd

De laatste drie passagiers die instapten waren een paar medewerksters van de PTT. Het hoofdkantoor zat toen nog aan de Nieuwezijds-Voorburgwal, achter het Paleis (eigenlijk voor het Paleis, er is me eens verteld dat de Dam eigenlijk het tuintje van de koningin is!)
De dames waren gekleed naar gelang de temperatuur het toestond, zeer luchtig en …..zeiknat.
De dames kwamen vrolijk de tram in, je kon niet echt zeggen dat ze er erg van onder de indruk waren. Een voor een liepen ze langs mij heen de tram in na de eerste twee gedag gezegd te hebben, kon ik het niet nalaten om aan de laatste te vragen: “
“Goh, meid. Heeft het geregend?? Heb je het koud???
Ze keek me even heel vuil aan en al snel was daar weer die lach op haar gezicht.
“Als je dat de volgende keer weer flikt, neem dan effe warm water, wil je!!” siste ze

Ik heb haar beloofd dat dat niet snel meer zal gebeuren!!