Vaste klanten, Jan Erikson

Vaste klanten 

"Jan Erikson"

 

 

Jan Erikson, was zo’n beetje even oud als Jan Graan en Paul Kookhuis.

Jan Erikson was een keer of wat getrouwd geweest maar zijn huwelijken hielden nooit erg lang stand. Jan Erikson was, in zijn goede tijd, een zogenaamde ‘broodbokser’. Jan reisde, in zijn jonge jaren, de kermissen in Nederland, België en Duitsland af. Daar sloeg hij, te pas en te onpas, mensen in elkaar en liet zich af en toe ook wel eens flink door de ring meppen. Dit alles gebeurde om het geld van de afgesloten weddenschappen op te strijken.

Die weddenschappen werden afgesloten door de manager van Jan, een ver familielid die maar een belang had en dat was in ieder geval niet de gezondheid van Jan. Op latere leeftijd was er nog maar weinig over van de mooie jongen die hij ooit geweest was. Door het vreemde beroep had zijn lijf, en met name zijn hoofd, het nogal te verduren gehad. Jan had een platgeslagen neus, die verschillende keren was opengebarsten en even zoveel keren weer was dicht genaaid. Dit gebeurde niet altijd door de meest vakbekwame artsen maar meestal door een arts die toevallig toch op de kermis was waar Jan zin kunsten vertoonde. Ook de onmiskenbare “bloemkool” oren behoorden tot het viste kaartje van de Jan. Kortom geen plaatje om in te lijsten. Los van alle fysieke onvolkomenheden die door de jaren heen alleen maar erger werden had Jan ook nog een uitgesproken naar en zwartgallig karakter wat hem absoluut geen prettig mens maakte in de omgang.

Dat zijn huwelijken geen standhielden had niet zo zeer met zijn zwartgallige karakter te maken, als wel met het feit dat Jan, naast een vechtend bestaan, ook een dorstig bestaan leed. Zodra de dorst weer de over hand kreeg was er met Jan geen land meer te bezeilen. Zijn vrouwen (uit al zijn huwelijken) moesten het dan ontgelden. In de periodes dat de kermissen niet zo’n vaart liepen had Jan de tijd om fysiek weer op krachten te komen en te herstellen van de opgelopen kwetsuren. Thuis gekomen was Jan de eerste dagen nog wel gelukkig, maar, naar mate de tijd verstreek, verlangde Jan weer naar het vechtcircuit. Daar had hij het gevoel dat er met respect op hem neer gekeken werd. Jan had juist in die dagen altijd hevige dorst. De enigszins beschonken toestand, waarin hij dan verkeerde maakte het leven een beetje dragelijk. Het was meestal gemakkelijker om het leven onder ogen te zien als je een beetje benevelt was dan dat je met een ´nuchter´kijk rondliep. Stee vast vergat Jan dat hij met een vrouw te doen had als hij weer helemaal in de put en beneveld thuiskwam. Jan was ervan overtuigd dat zijn vrouw toch wel vreemd was geweest en degradeerde hij haar onmiddellijk van levensgezellin naar sparringpartner en boksbal. Jan werd in die tijd regelmatig door de politie van huis gehaald vanwege “huiselijk geweld” zoals de term was.  Jan was er het type niet naar om veel lange gesprekken te voeren met de hermandad.

Jan moest het vooral hebben van zijn fysieke mogelijkheden. Niet dat die altijd werden gewaardeerd (en zeker niet door de politie), maar het was nou eenmaal Jan zijn uitlaatklep. Jan verzette zich meestal hevig tegen zijn aanhoudingen, zijn uitleg was dan heel simpel. ”Ik ben in training voor het volgende gevecht en dit past prima in de opbouw.” Jan was er zelf heilig van overtuigd dat dit klopte. Een broodvechter verdiende niet veel in die tijd. Degene die er het meeste aan verdiende was degene die de weddenschappen afsloot en die was in geen velden of wegen te bekennen als er in de kroeg moest worden afgerekend. Jan parasiteerde, min of meer, gedwongen door zijn situatie, het liefst op andermans zak. Jan had het ‘uitnemen’ tot een ware kunst verheven. Vooral de toeristen waren willige slachtoffers voor zijn zielige verhalen.

Als hij eenmaal begon te vertellen over al zijn heldendaden, dan liet hij zijn toehorende slachtoffers niet meer los. Bijna na elke zin likte hij zijn lippen en pakte het al lege glas. Onder het praten bracht hij het dan, subtiel, naar zijn mond. Bleef doorpraten en keek verbaasd naar het lege glas in zijn handen. Het moest wel gek lopen als zijn luisteraars dit niet zagen en je moest wel van goede huizen komen om deze man niet iets te drinken aan te bieden. Na een licht protest werd dit offer geaccepteerd door Jan. Jan dankte de mensen uitbundig en pakte het verhaal weer op.

Meestal hield hij het wel vier borrels vol. Na vier keer een consumptie te hebben geaccepteerd, was het wel zo fatsoenlijk om zelf iets aan te bieden aan de mensen van wie hij schaamteloos al die drank had aangenomen. Jan pakte dan zijn glas, hield het omhoog en keek dan in mijn richting, alsof hij aanstalten wilde maken om iets te bestellen. Op het moment dat hij dacht dat ik in zijn richting bewoog ging zijn blik langs mij heen, keek verschrikt, liet zijn glas zakken en riep: “Is het al zo laat, ik heb Truus (in dit stadium hete al zijn exen Truus, was wel zo makkelijk, kon je je daarin ook niet vergissen) belooft haar op te halen. Ach god, de arme schat staat nu te wachten voor de Bijenkorf en ik ben al tien minuten te laat.”  Vervolgens keek hij de mensen die hem hadden vrijgehouden aan, met een blik van het spijt me. En zei: “ik ben zo terug, ik haal haar even op en kom meteen weer terug, dan drinken we er nog een” Weg was Jan, pas de volgende dag begon het hele ritueel weer opnieuw.

De toeristen van de vorige dag waren Jan inmiddels alweer vergeten. Ach, de meesten zullen Jan wel vergeten zijn!